BIOGRAFIE J.F. MELLAERTS, INSPIRATOR EN MEDEOPRICHTER BOERENBOND


Vanuit Lubbeek werkte ik mee aan een project van de heemkundige kring van Heist-op-den-Berg: de biografie van J.F. Mellaerts, een beroemde Binkommenaar en twintig jaar de naaste buur van mijn grootouders aan vaders kant. Ik ben zo vrij dat werk hier voor te stellen en dus misbruik te maken van mijn genealogische blog. Alhoewel, met Mellaerts deel ik een aantal 18de-eeuwse voorouders, voor beiden langs moeders kant, zo kon ik vaststellen … 

 

Jacob Ferdinand Mellaerts (1845-1925),
pionier van de plattelandsontwikkeling in Vlaanderen

Rond 1900 was hij in Vlaanderen een heel bekende figuur, vandaag is hij door de meesten vergeten. Lubbeek gaf hem nochtans in 2002 de retrocultuurprijs. De gemeente wilde daarmee zijn ooit zo beroemde zoon Jacob Ferdinand Mellaerts eren en hem in onze herinnering levend houden.

Maar wie was deze man, van wie werd gezegd dat hij zijn Vlaamse volk leerde boeren?
In Binkom leeft de naam ‘Ferdinand Mellaerts’ nog. Daar ligt hij ook begraven, in het dorp waar hij in 1845 geboren werd. Aan de kerkhofmuur vind je nog altijd de aan hem gewijde gedenksteen die een jaar na zijn overlijden werd aangebracht.

Wat priester Daens was voor de arbeiders in hun stedelijk milieu, betekende Mellaerts voor de boeren en het platteland. Zonder Ferdinand Mellaerts wellicht geen Boerenbond, geen AVEVE, geen Landelijke Gilden, geen KLJ, geen Groene Kringen,  geen KVLV … zelfs ‘Ons kookboek’ zou misschien nooit bestaan hebben!

Het levensverhaal van ‘pastoor’ Mellaerts is fascinerend. In 1887 richtte hij in zijn Zuidkempense parochie Heist-Goor de allereerste boerengilde op – vele zouden volgen – en amper drie jaar later stichtte hij in Leuven, samen met Joris Helleputte en Franz Schollaert, de Boerenbond. Als eerste algemeen secretaris heeft Mellaerts in die vereniging ontzettend veel werk verzet.

Binnenkort verschijnt bij de heemkundige kring van Heist-op-den-Berg een uitgebreide en overvloedig verluchte biografie van deze toch wel zeer bijzondere Hagelander: J.F. Mellaerts
(1845-1925), pionier van de plattelandsontwikkeling in Vlaanderen
. Het boek schetst leven en werk van Mellaerts en gaat daarbij geen controverse uit de weg. Waarom moest Mellaerts plots weg uit zijn parochie, waarom nam hij ontslag bij de Boerenbond … ?

De maatschappij van het laatste kwart van de negentiende eeuw wordt in beeld gebracht. Grote figuren zoals Friedrich Raiffeisen, Joris Helleputte, Emiel Vliebergh en paus Leo XIII (Rerum novarum) komen ten tonele. Maar ook de kleine man is op elke bladzijde voelbaar aanwezig. Het boek is dan ook een bron van interessante wetenswaardigheden over Heist-Goor en Binkom. In deze laatste gemeente bracht Ferdinand Mellaerts niet alleen zijn kinder- en jeugdjaren door, maar woonde hij ook in de herfst van zijn leven nog bijna 25 jaar.

Talrijke unieke foto’s en documenten illustreren deze levendige biografie, waarvan het hoofdpersonage ook u niet onberoerd zal laten. Een van de auteurs (inwoner van Lubbeek) onderzocht in Binkom en omgeving archieven en sprak er met inwoners die nog wisten te vertellen over Mellaerts. Zo droeg hij vanuit het Hageland bij tot dit unieke lees- en kijkboek.

 Mellaerts-boek.jpg 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Aankoop

Als u geïnteresseerd bent in de figuur van J.F. Mellaerts, kunt u het boek J.F. Mellaerts (1845-1925), pionier van de plattelandsontwikkeling in Vlaanderen kopen tegen de prijs van 34 euro (eventueel te vermeerderen met verzendingskosten van 5 €):
rekeningnummer 416-1095951-39  –  IBAN: BE13 4161 0959 5139
van Heemkring Die Swane, Kerkplein 24, 2220 Heist-op-den-Berg
met vermelding ‘Mellaerts-boek’.

Het boek is nu ook verkrijgbaar in de Plato-boekhandels van Tienen en Leuven.

 

HET HERENDAALHOF IN LUBBEEK

 

Abdij van Park, cijnskaart van (zuidwesten van) Lubbeek 1665, kaart 98, p. 140-141 (3).JPG
Uit het kaartboek van de Parkabdij, 1665, kaart 98 (detail)


Naar Stefan Van Lani, ‘Abdij van ’t Park: pachthoeven en landbouwdomeinen’, Vrienden van de Abdij van ’t Park, 1999, p. 127-138.

Toen voorvader Henricus (Hendrik) Wera in 1699 pachter werd van het eeuwenoude Herendaalhof in Lubbeek, was de Parkhoeve pas heropgebouwd, nadat Franse soldaten ze in de as hadden gelegd.

‘Herendaal’ betekent het dal van de heren, de Parkkanunniken van Heverlee. In dit Lubbeekse gehucht, dicht bij Pellenberg gelegen, had de norbertijner abdij van Park (opgericht in 1129) sinds het midden van de dertiende eeuw een meier en een laathof. Vanaf 1297 is er sprake van een hof of hoeve. Van bij het begin werd ze, bij gebrek aan lekenbroeders, in pacht gegeven. De toenmalige abt, afkomstig van Lubbeek, liet achter de hoeve een buitengoed oprichten, met grote ontvangstzaal en kapel.
Witheren van Park waren in Lubbeek ook parochiepriester. De abdij inde er de tienden en genoot er de kerkelijke inkomsten.

In de 16de-17de eeuw had de Herendaalhoeve, de onbeschermde eigendom van een belangrijke instelling, het vaak zwaar te verduren: brand, onlusten, oorlog, verval door leegstand. De Parkabt werd de investeringen beu en liet zijn herenwoning grotendeels afbreken.
Tijdens de Negenjarige Oorlog, die een Europees conflict was, brandden Franse soldaten van Lodewijk XIV in 1693 de hoeve plat. De heropbouw duurde tot 1698 en bepaalde grotendeels het huidige uitzicht van het hof. Paulus (Pauwel) Taverniers was er toen pachter. Na zijn overlijden in 1699 werd Hendrik Wera de nieuwe pachter. Hij trouwde met Taverniers’ weduwe, Catharina Schoensetters.

IMG_0567.JPG
Maquette van het Herendaalhof zoals het eruitzag voor de Eerste Wereldoorlog


Het Herendaalhof was een grote bedoening. In 1653 omvatten de gebouwen en de omringende boomgaard 2,5 ha. Voor het hof strekte zich een groot aaneengesloten akkerblok van circa 40 ha uit. Het gehele hoevedomein besloeg 122 bunder of 161 ha. Daarvan exploiteerde bijvoorbeeld Jaak de Vroey, pachter van 1673 tot 1696, 52 bunder (1 bunder = ca. 1,3 ha). Het beheer van zo’n bedrijf was geen klein bier. 

In 1660 omvatte het domein van de Parkabdij 3 300 ha (waarvan 57 % akkers), verspreid over 130 dorpen. Het was een megaonderneming, maar toch erg kwetsbaar in tijden van crisis en oorlog.

Met haar pachters sloot de abdij overeenkomsten (gewoonlijk voor een termijn van negen jaar) die gedetailleerd de modaliteiten van de uitbating bepaalden. Anderszijds genoten de pachters vaak generaties lang het vertrouwen van de abdij. Hun familieleden waren meestal ook landbouwers met aanzien, en hun zonen en dochters trouwden met andere rijke pachterskinderen.
Hendrik Wera, Herendaalpachter van 1699 tot 1731, betaalde jaarlijks 41 mudde graan en voor de weiden in baar geld 80 gulden. Voor de gebouwen rekende de abdij 60 gulden aan. Enkele bijkomende percelen weiland kostten de pachter elk seizoen 27 gulden. In natura leverde de huurder elk seizoen een vet varken en een zekere hoeveelheid walmen stro, latten en roeden. Jaarlijks werden van hem met wagen en vier paarden twee transportkarweien naar Namen of Fleurus verwacht ofwel de betaling van twaalf gulden voor iedere niet uitgevoerde rit. Naar oude gewoonte moest Hendrik het convent elk pachtjaar ‘loffelijck tracteeren’ op een maaltijd. Op nieuwjaarsdag zakten de boeren uit de omtrek af naar het pachthof, sinds lang het centrum van het plaatselijke abdijgoed, om er aan de rentmeester van de abt hun cijnzen en huren te betalen.

In 1727, tegen het einde van Hendriks derde pachttermijn, viel een gedeelte van de oude schuur in en werd een nieuwe, de nu nog bestaande, opgebouwd. Enkele jaren later, in 1731, werd Hendrik opgevolgd door zijn zoon Guillelmus (Willem), die het hof meer dan een halve eeuw lang  uitbaatte tot aan zijn overlijden in 1786. Nadien zette zijn weduwe Anna Stroobants de uitbating nog twaalf jaar alleen voort.
Ondertussen stonden onze gewesten evenwel onder Frans bewind en op 1 februari 1797 werd de abdij van Park gesloten. Op 6 juni 1798 werd de Herendaalhoeve als ‘domaine national’ verkocht aan Simon Buron, gewezen provisor van de Parkabdij. Hij droeg het goed later over aan de in een associatie verenigde resterende Parkheren, die het bedrijf als vanouds verpachtten. In 1822 trad Jacobus Scheys als pachter aan. Met een areaal van 67 ha bleef Herendaal de grootste landbouwexploitatie in Lubbeek.
In 1849 verkocht de Parkabdij, die in 1836 was heropgericht en het niet makkelijk had, Herendaal aan baron Dieudonné uit Korbeek-Lo. Nadien werd baron de Troostenberg de eigenaar en hij verkocht de hoeve in 1890 aan de toenmalige pachter Petrus Josephus Theys-Scheys. Ook vandaag is deze familie nog eigenaar en uitbater van de hoeve.

In het woonhuis en de aanpalende stallingen herinnert het opschrift AVE MARIA ANNO 1698 aan de voltooiing van de heropbouwwerken na de vernielingen door de Fransen. Aan de monumentale driebeukige langschuur (28 m lang en 12 m breed) verwijst het opschrift ANNO 1727 naar het bouwjaar.

 

Herendaal Lubbeek (6).JPG

Herendaal Lubbeek (5).JPG

 

 

 

 


Zie ook:

De Herendaalhoeve. Brochure ter gelegenheid van de Open Monumentendag 1997 in de gemeente Lubbeek, Heemkring Libbeke.

S.F. Maes, De oude pachthoeven van de norbertijnenabdij van ’t Park in Heverlee in Vlaams-Brabant, 1973.

E. Van Ermen e.a., Het kaartboek van de Abdij van Park 1665, Brussel, 2000.

www.herendaelhof.be

 

Herendaal op de Ferrariskaart.JPG
Het Herendaalhof op de Ferrariskaart, 1776

 

 

BOERINNENGILDE KERKOM 1933

 

De eerste Boerinnendag is altijd die van Leuven; dat betaamt! Het is dan ook een voorbeeldige Boerinnendag geweest, zoowel wat het aantal deelneemsters betreft, als den ernst waarmede allen naar de toespraken luisterden en de geestdrift en de zusterlijkheid waarmede én moeders én B.J.B.-meisjes alles medebeleefden.
Met deze woorden begint het tijdschrift De Boerin van april 1933 zijn verslag over de Boerinnendag van Leuven van maandag 20 maart 1933. De opkomst was groot, er werden tweeduizend aanwezigen geteld. In de voormiddag was er in de Sint-Pieterskerk een misviering, waarna de dames en de BJB-meisjes afzonderlijk vergaderden. In de namiddag kwamen allen samen voor een feestzitting.
Daar ook werden eenige goede gedachten gezaaid over standsfierheid, schoon boerenleven, toewijding in het huisgezin, lezen we verder in het verslag.

Bij het artikel staat onder meer een foto van de Boerinnenbond van Kerkom (Boutersem) afgedrukt. Het is een grote groep vrouwen, met één man erbij, meer dan waarschijnlijk toenmalig pastoor Leon Laurent; hij verbleef in Kerkom van 1929 tot 1940 en was dus de voorganger van Jozef Prims.
Vooraan in het midden herken ik Celestina Fets (mijn grootmoeder), die wellicht ook toen al voorzitster was, en op de tweede rij van bovenaan te beginnen haar achttienjarige dochter én mijn moeder Maria Wera, die BJB-leidster is geweest.

Boerinnengilde Kerkom 1933.JPG

Een betere en duidelijke afdruk van de foto vind je terug op de website van Lias (Leuvens Integraal Archiveringssysteem): www.libis.be/lias. Ga naar ‘Digitale Collecties’ en voer in: ‘General’ en daaronder ‘KFA23780’ (= KADOC-nummer) of ‘000054416’ (= nummer Lias). Velen in Kerkom zullen op de foto bekende gezichten terugvinden.

Zo kondigde De Boerin de Leuvense Boerinnendag aan:

Uit 'De Boerin'.JPG

DE SINT-SEBASTIAANSGILDE VAN KERKOM IN DE TIJD VAN JACOBUS WERA

Jacobus Wera (1747-1820) woonde vanaf 1780/1781 in Kerkom (zie bericht van 08-09-2010). De gemeente had toen een goede vierhonderd inwoners.
Jacobus was er lid van de Sint-Sebastiaansgilde. Deze boogschuttersgilde bestond al van voor 1680, want in dat jaar is er sprake van het ‘Schuttershuis’, gelegen tegenover de kerk. Men noemde het gebouw ook ‘Tafelhuis’ omdat het vroeger aan de Armentafel behoorde.
Om de drie jaar had de plechtige koningschieting plaats. In zijn geschiedenis van de parochie geeft E. Martens meer gegevens over deze en andere gelijkaardige verenigingen. Hij schrijft ook dat de gilde rond 1900 alleen nog maar in naam bestond.*

In het rijksarchief van Leuven bevindt zich een kleine bundel over de Sint-Sebastiaansgilde. Hieronder volgen enkele gegevens die daaruit werden geselecteerd.

In 1782 – de gilde telde toen een vijftigtal leden – waren onder anderen volgende personen lid:
– Jacobus Wera, vanaf 1783 kapitein = plaatsvervanger van de hoofdman (voorouder-Wera)
– Matthys Fets (voorouder-Fets uit Breisem; zie bericht van 20-02-2008)
– Lucas Geens (molenaar aan de Velp, voorganger aldaar van mijn voorouder Joannes Baptista Kemels)
– Jan Thielens (bewoner-eigenaar Hof ten Male, voorganger van de familie Fets aldaar; zie bericht van 12-07-2006)
– Jacobus Vanwelde, hoofdman = voorzitter (wellicht de eigenaar van het Hof van Bijvoorde, of toch de Vanwelde van de Opstalhoeve?)
– Lambertus Vanwelde
– Jan, Jacobus (deze naam tweemaal), Francis en Hendricus Roelants
– Andries Van Kelecom
– Hendricus en Andries Van Gramberen
– Dieudonnez (Godgaf) Raddoux

Bij het jaar 1815 lezen we dat Jan Thielens (zie hierboven) tot hoofdman werd verkozen. Petrus Francis Fets (broer van voorvader Lucas, en wat later de eerste Fets-bewoner van Hof ten Male; zie bericht van 11-05-2006) was toen kapitein.

_________________________
* E. Martens, Monographie de la paroisse de Kerkom-en-Brabant. Deuzième partie. Histoire civile et sociale, in: Hagelandse gedenkschriften, 7de jaar, 1913, p. 88-94.

Aanvullingen bij vorige berichten

 

Interessant om weten (aanvullingen bij vorige berichten)

– Bij het bericht van 19-11-2006 over het gezin Fets-Coe(c)kelberghs:
Lucas Fets en Heremelina Barbara Maria Coekelberghs trouwden te Binkom op 21 januari 1828 (akte 1 van 1828, ondertekend door Louis Geens, assessor). Lucas, toen 42 jaar oud, was landbouwer in Breisem-Kumtich. De bruid, 28 jaar en geboren te Wever, woonde en werkte als landbouwster in Binkom, meer dan waarschijnlijk op de boerderij van haar schoonbroer Guilielmus Swillen, die ook getuige was. Zij verklaarde niet te kunnen schrijven.

– Bij het bericht van 07-03-2007 over het gezin Stroobants-Vangramberen:
Egidius Josephus Stroobants, geboren te Bierbeek op 12 juli 1797 en landbouwer te Kerkom, overleed te Roosbeek op 19 december 1879. Wellicht woonde hij daar toen bij een dochter in.

– Bij het bericht van 06-04-2008 over Fets, Coeckelberghs en Custermans in Glabbeek:
Vanaf half maart 1689 huurden Peeter Custermans en zijn vrouw Jenne Loijaerts (= onze voorouders) het oude en grote pachthof van de Grote Heilige Geest (vroeger ook het hof te Glabbeek genoemd), gelegen tussen de straat van Glabbeek naar Attenrode (nu Attenrodestraat) en de Bornestraat (nu Steenbergstraat). Met landerijen en beemden eromheen sterkte het pachthof zich uit over een breedte van zowat 800 bij 500 meter. Peeter Custermans, ook meier, was daarmee de voornaamste boer van het dorp, dat 199 inwoners telde in 1709.
Op 18 januari 1697 brandde een deel van het pachthof af. Er kwam een proces voor de schepenen. Knechten van kapitein Joan Franchois Carré, van het regiment van kolonel Mattaert, zouden met een kaars de brand hebben veroorzaakt. Dat werd verklaard door pachter Peeter Custermans en zijn (toenmalige) vrouw Anna de Walheyns. De boerderij werd nog hetzelfde jaar door de Heilige Geest heropgebouwd.
Een halve eeuw later huurde Lambrecht Coeckelbergh (= onze voorvader), vanaf half maart 1755, het pachthof. Op 14 oktober 1763 tekende zijn zoon Norbertus Kockelberghs (= broer van onze voorvader Joannes die naar Wever trok) het huurcontract.

Deze en andere gegevens over Glabbeek vind je in: P.T.C. Kempeneers, Glabbeek-Zuurbemde. Een geschiedkundige en toponymische studie, Glabbeek, Gemeentebestuur van Glabbeek, 2008, 192 p.

– Bij het bericht van 06-06-2009 over pastoor Prims:
Joseph Jan Prims werd te Kerkom ingeschreven op 24 september 1940, komende van Sint-Jans-Molenbeek. Hij werd geboren te Grobbendonk op 10 december 1894 als zoon van Jan Prims en Maria Vandenschoor.
Prims was pastoor van Kerkom van 1940 tot 1962. Zijn voorganger was pastoor Laurent (van 1929 tot 1940), die ontslag nam nadat hij de pastorij geplunderd terugvond na zijn vlucht bij het uitbreken van de oorlog. De opvolger van pastoor Prims was Jules Laermans (van 1962 tot 1 januari 1995).

Over de parochie en de pastoors van Kerkom lees je meer in: V. Brams, Parochie en pastoors te Kerkom, in Velpeleven, jg. 26, 1999, p. 147-156.

 

Onderwijzers ca. 1900

Groep onderwijzers circa 1900?

De foto die hieronder staat afgedrukt, komt uit ons familiearchief.
Ik herken er mijn beide (nog jonge) grootvaders op:
– grootvader aan vaderskant: Jan Ulens (tweede van links bovenaan)
– grootvader aan moederskant: Arthur Wera (derde van rechts bovenaan)

 

Groep onderwijzers ca. 1900


Betreft het hier een foto van onderwijzers van het kanton Glabbeek?
Mocht dat zo zijn, dan dateert deze foto van omstreeks 1900, want Arthur Wera (1872-1945) was onderwijzer in de gemeenteschool van Lubbeek van juli 1897 tot april 1901, nadien was hij gemeentesecretaris van Kerkom.
Jan Lodewijk Ulens (1874-1954) was onderwijzer in de gemeenteschool van Binkom van 29 december 1893 tot 1 maart 1930, vanaf 1 juli 1906 was hij er schoolhoofd.
Zowel Arthur Wera als Jan Ulens studeerden aan de Bisschoppelijke Normaalschool in Sint-Truiden. Wera behaalde er zijn diploma in 1892, Ulens in 1893.*

Als het inderdaad om een groep onderwijzers gaat, dan zouden ook bijvoorbeeld meester Leo Norbert Lontie en meester Felix Wuyckens erop te vinden kunnen zijn. Zij waren rond 1900 hoofdonderwijzer respectievelijk in Lubbeek en Binkom.

Wie kan personen op de foto identificeren? Ik ben blij met elke hulp.

————————————
Wie Bron: L. Minten, De inschrijvingsregisters van de Bisschoppelijke Normaalschool te Rolduc/Sint-Truiden, Hasselt, Provincie Limburg, Culturele Aangelegenheden, 1994, p. 101-102 (Limburgse documenten 1,7).

Ulens-generaties in Hagelandse scholen

Driemaal een Ulens (grootvader, vader, zoon)
in een Hagelandse gemeenteschool

Binkom, circa 1920
met Jozef Ulens, °1912
(op tweede rij, derde van rechts)

Binkom, ca. 1920, met Jozef Ulens
Zonder meester. De vader van Jef, Jan Lodewijk Ulens °1874, was toen schoolhoofd in Binkom.

Jef Ulens
Jef Ulens (detail foto)

Kerkom, 1952-1953
met Jan Ulens, °1944, alias Jan van Fetses
(op eerste rij, tweede van rechts)

Kerkom, 1952-1953 (2)
Klas van meester Laermans (derde, vierde en vijfde leerjaar)

Jan Ulens, derde leerjaar
Jan Ulens (detail foto)

Linden, 1978-1979
met Bart Ulens, °1970
(de middelste van de bovenste rij)

Linden, 1978-1979 (2)
Klas van meester Tibo, derde leerjaar

Bart Ulens, 3de leerjaar
Bart Ulens (detail foto) 

Wie herkent zichzelf of anderen op deze foto’s?

Familienamen in België

Met hoeveel zijn we?

Op bepaalde websites kan je nagaan hoeveel andere Belgen jouw familienaam dragen en in welke regio ze wonen. Van ‘Permesso.be’ ontleende ik de gegevens voor Wera, Fets, Ulens en Tuyls (eind juni 2009).


WERA

Wera in België ( 228 in jun 2009)

FETS

Fets in België (116 in juni 2009)

ULENS

Ulens in België (517 in juni 2009)

TUYLS

Tuyls in België (157 in juni 2009)


Conclusies trek ik zelf niet!

Huwelijk en gezin in de Nieuwe Tijd

Huwelijk en gezin in de Nieuwe Tijd

Nu we met de Fets-voorouders ergens rond 1700 zijn aangekomen, wil ik graag even stilstaan bij het thema ‘huwelijk en gezin in de Nieuwe Tijd’. Het betreft de periode van ca. 1500 tot ca. 1800, een tijdvak dat in academische kringen ook de Vroegmoderne Tijd wordt genoemd.

In de Nieuwe Tijd zochten mensen een huwelijkspartner in hetzelfde milieu en liefst in de eigen parochie. Meestal koos men voor iemand van dezelfde leeftijd. Trouwlustigen hadden in die keuze een tamelijk grote vrijheid. Die werd wel kleiner naarmate je tot een hogere sociale klasse behoorde, stand en vermogen speelden daar immers een grote rol.

Een jonge man trouwde pas als hij voldoende middelen had om een eigen huishouden op te zetten; dat kon een woonst met landbouwgrond zijn. Het gevolg was dat het eerste huwelijk op relatief hoge leeftijd werd gesloten: vrouwen waren gemiddeld 26 à 27 jaar, mannen 27 à 29. In de tweede helft van de 18de eeuw werd die leeftijd zelfs nog met een paar jaar opgetrokken. Tussen 10 en 20 procent van de volwassenen trouwden nooit.

Het huwelijk was een exclusief kerkelijke aangelegenheid en een onaantastbaar sacrament. De parochiepriesters hielden nauw toezicht op de heersende seksuele moraal binnen de dorpsgemeenschap. Het aandeel van de onwettige kinderen bedroeg in de Nieuwe Tijd maar een paar procent van alle geboorten. Waren sinds de contrareformatie hoge morele normen gemeengoed geworden of traden er veranderingen op in het seksuele gedrag, met het oog op het vermijden van zwangerschappen? Het aantal prenuptialen lag wel hoger. Dat zijn kinderen die voor de trouwdag werden verwekt, maar binnen het huwelijk werden geboren. Uit de parochieregisters blijkt dat een vijfde van alle eerstgeboren kinderen binnen de acht maanden na de huwelijksdatum op de wereld werd gezet.

Het huwelijk zelf was het belangrijkste instrument om het kindertal te beperken. De late huwelijksleeftijd beperkte de optimale vruchtbaarheidsperiode van de vrouw tot maximaal twintig jaar. Bovendien duurden de helft van de huwelijken minder dan vijftien jaar, een derde zelfs minder dan tien jaar. Dat was niet te wijten aan echtscheiding, maar aan het vroegtijdige overlijden van een van de partners.
Eenmaal het huwelijk gesloten, volgden de zwangerschappen elkaar volgens een natuurlijk ritme op. Enkel de borstvoeding zorgde voor een pauze van twee tot drie jaar tussen de opeenvolgende geboorten. Het geboortecijfer lag dus hoog – per huwelijk werden 4 tot 6 kinderen geboren – maar de kindersterfte was ook groot. Een kwart van de zuigelingen overleed voor de eerste verjaardag, de helft van de kinderen bereikte de volwassen leeftijd niet. Een gezin bestond gemiddeld uit iets minder dan vijf personen, met dus twee tot drie kinderen. De grote kinderrijkdom in West-Europa zou zich pas rond 1900 voordoen.

Het blijvend hoge sterftecijfer maakte dat ook na de Middeleeuwen de gemiddelde levensverwachting bij geboorte laag bleef: in de 17de eeuw bedroeg ze 25 tot 30 jaar. De bevolking groeide dan ook maar heel traag. De landbouw kon een snelle groei niet aan. Vanaf het midden van de 18de eeuw kwam daar verandering in. Terwijl het geboortecijfer nog een hele tijd hoog bleef, daalde het sterftecijfer toen snel.

In de Nieuwe Tijd woonde het getrouwde koppel meestal apart. Het zogenaamde kerngezin (vader, moeder en kinderen) was dus toen al meer aanwezig dan uitgebreidere huishoudens. Wel bestonden er in die tijd nog sterke solidariteitsbanden binnen de familie.

Op het Vlaamse en Brabants platteland hadden tien tot twintig procent van de huishoudens inwonend personeel. Het aantal inwonende personeelsleden was doorgaans beperkt tot een of twee personen. Het waren vooral knechten die op een landbouwbedrijf werkten, meestal jonge mensen. In stedelijke centra was er dan weer een overwicht aan vrouwelijk dienstpersoneel.

-

Links: Kraamvrouw op baarstoel, afbeelding uit het allereerste boek over verloskunde, 1513
Rechts: Georges de la Tour (ca. 1593 – 1652), De boreling (detail)


_______________________________

Wie snel over de Nieuwe Tijd wat meer wil te weten komen, kan bijvoorbeeld een van de volgende leerboeken voor studenten van het hoger onderwijs raadplegen, die in de boekhandel te koop zijn. Ook ik ontleende er verschillende gegevens aan.
– R. Vermeir (red.), Een inleiding tot de geschiedenis van de Vroegmoderne Tijd, Wommelgem, Van In, 2008.
– M. Van Os en M. Potjer, Een kennismaking met de geschiedenis van de Nieuwe Tijd, Bussum, Coutinho, derde herziene druk, 2003.
Ook een leerboek voor het vierde jaar secundair onderwijs kan bruikbaar zijn. Zo verschijnen over de Nieuwe Tijd de volgende maanden bij Plantyn Spiegelbeelden 4 (tso) en Weerspiegelingen 4 (aso).

Expo 58

2008. Vijftig jaar na Expo 58

Untitled-Scanned-01

 

In het kader van dit heilige jaar jubileumjaar ter herdenking van de Expo 58 getuigen foto’s van de aanwezigheid aldaar van de kinderen Ulens, alias de ex-Kerkomse Fetsjes, tijdens de Grote Vakantie. Ook dit is een stukje familiegeschiedenis, waarvan we de archiefstukken al na vijftig jaar vrijgeven.
 

Kopie van Expo '58 (2)


Van de expo herinner ik me nog de modernistische gebouwen, vooral de betonnen pijl van de Burgerlijke Bouwkunde, de spoetnik …
Wij waren er enkele van de meer dan 40 miljoen bezoekers en ook enkele van de ca. 39 miljoen die het Atomium niet betraden. Want op de expo – dat blijkt ook uit ‘historisch onderzoek’ – was alles duur, ook de toiletten. Ik voel nog het schaamrood bij me opkomen toen ons tweejarige zusje pipi deed in een koninklijk aangelegd, tricolore bloemenperk. (Bestond er geen foto met Marijke aan dat perkje?)

 

Expo '58 (5)
Op de loopbrug met op de achtergrond de kerktoren en ijzeren klokkentoren van
het Vaticaans paviljoen. De juiste plaats voor een groot, christelijk, Vlaams gezin
uit de jaren 50 van de vorige eeuw.