Missiedagen in Kerkom

Eerste helft jaren vijftig van de vorige eeuw, de avond valt, we staan in de wei die ligt aan de overkant van onze woning in Kerkom (het vroegere Hof ten Male). Een groep gelovigen luistert naar de preek van een pater, die het heeft over zonde en genade, hemel en hel, Satan en God. Zo zit dit aspect van de toenmalige missie in mijn oude parochie nog vaag in mijn hoofd.  Betrof het een donderpreek?

De volksmissie of Heilige Missie was ontstaan ten tijde van de Contrareformatie en wilde het geloofsleven in de parochie verdiepen. Ze werden om de zeven à tien jaar door de pastoor georganiseerd, deze dagen van extra godsdienstoefeningen en sermoenen. De uitgenodigde pater speelde met zijn predicatie daarbij een heel belangrijke rol. De ziel kon alleen gered worden als het zondige leven werd opgegeven, als  de christelijke deugden werden beoefend, zo hielden redemptoristen, dominicanen, minderbroeders en anderen voor.

De hieronder afgebeelde foto brengt ons van de jaren vijftig naar de tweede helft van de jaren dertig. Ook Europa trok zich moeizaam uit de toenmalige economische crisis op, extreemrechts bekoorde veel mensen, Hitler herbewapende Duitsland – vandaag weten we dat de Tweede Wereldoorlog dichtbij was.


Volksmissie in Kerkom onder het pastoorschap van Leo Laurent. De foto toont vooral jongere mensen. Ze staan op en rond de trappen van de Sint-Martinuskerk van Kerkom, wellicht bij eind van een activiteit waarvoor de jeugd was opgeroepen. De kerksuisse, Frans Hendrickx, zorgde voor de orde, hij riep op ‘tot eerbied in het huis van God’. Links naast hem erken ik mijn tante Paula Wera, geboren in 1917.
De maker van de foto, ook afgedrukt in Beeldige Boutersemse Vergelijkenissen van E. Michiels, is me niet bekend.

Familieleden aan Oude Universiteit Leuven

In de inschrijvingsregisters (matrikels) van de oude universiteit van Leuven (1425-1797)* staan de hieronder genoemde personen vermeld**. Het is niet altijd makkelijk om exact te achterhalen of het gaat om personen uit mijn stamboom.


Ulens

01-01-1684: Judocus Ulens, geboren in Attenhoven.
Was deze Judocus familie van Samuel Ulens, mijn oudst bekende voorvader, die in 1710 te Attenhoven overleed?
Andere studenten Ulens waren geboren in Sint-Truiden, Borlo en Antwerpen.


Wera

Studenten met de naam ‘Wera’ waren geboren in Leuven, Mechelen, Waver en Hoei. Ik vind ze evenwel niet terug in mijn stamboom.


Taels

31-08-1715: Ludovicus Taels, geboren in Leuven.
Mij niet bekend, maar was hij soms een lid van de familie van mijn voorouders Taels/Tuyls? Op 3 september 1698 werd in Leuven een Ludovicus Taels gedoopt, zoon van Gerardus en Petronella Schellekens, zo lees ik op internet.


De Cupere

09-11-1663: Joannes Petrus De Cupere, geboren in Leuven.
Mogelijk gaat het hier om mijn voorvader (‘jonker’ en ‘professor’), getrouwd met Anna Maria Nijs en overleden te Binkom in 1713. Maar van hem heb ik (tot hier toe) Heist-op-den-Berg als geboorteplaats. Deze De Cupere bewoonde te Binkom het Hof van Chantraine (eigendom van de Orde van Malta), destijds de grootste boerderij van het dorp; nakomelingen traden er in zijn voetsporen.

08-01-1785: Joannes Petrus De Cupere, geboren in Binkom.
Wellicht werd deze Joannes Petrus in 1761 te Binkom geboren als zoon van mijn voorouders Joannes Ferdinandus en Anna Maria Stockmans. Hij trouwde met Joanna Theresia Van Aerschot (°Wezemaal) en overleed in 1836 te Nieuwrode. Hij was toen weduwnaar en landbouwer.


Stroobants

23-11-1674: Gerorgius Stroobants, geboren in Veltem.
Mij niet bekend.

22-01-1760: Aegidius Stroobants, geboren in Bierbeek.
Meer dan waarschijnlijk werd deze Aegidius in 1740 geboren als jongere zoon van mijn voorouders Joannes Stroobants en Joanna Van den Eynde. Mogelijk werd hij priester.

24-01-1782: Engelbertus Stroobants, geboren in Bierbeek.
Mogelijk gaat het hier om Engelbertus geboren te Bierbeek in 1759, kleinzoon van mijn voorouders Joannes en Joanna Van den Eynde. Hij huwde met Catharina Elisabeth Hendrickx. Hij was pachter van het Bergenhof en burgemeester van Bierbeek, waar hij in 1818 overleed.

27-04-1793: Joannes Andreas Stroobants, geboren in Bertem.
Mij niet bekend.


Scheys

08-01-1785: Joannes Baptita Scheys, geboren in Lubbeek.
In Lubbeek vinden we een Joanna Baptista Scheys geboren in 1763 als zoon van mijn voorouders Philippus Jacobus Schijens en Anna Rens. Hij werd norbertijn van de Park-abdij en was pastoor van Tremelo, waar hij in 1853 overleed.

 



* In deze matrikels (acht boeken bewaard in het Rijksarchief in Leuven) gaat het wellicht meestal om studenten, maar ook professoren en mensen in een andere functie aan de universiteit verbonden werden erin vermeld.

** De matrikels kan je doorzoeken op de website van het Rijksarchief: https://search.arch.be. Klik op het tabblad ‘Personen’. In de kolom links vul je de naam in, en onder ‘Akte’ selecteer je in het menu met projecten ‘Matrikels – Oude Universiteit Leuven’.

Familie Wera en Wereldoorlog I

Henricus Wera (1674-1746) beschouw ik als een van mijn legendarische voorouders. Hij was in de eerste helft van de achttiende eeuw pachter van het Lubbeekse Herendaelhof, eigendom van de Parkabdij. Dankzij zijn vijftien kinderen zorgde hij, samen met zijn vrouw Catharina Schoensetters (1676?-1737), voor een uitgebreid nageslacht. Wat onbewust ging ik ervan uit dat een grote meerderheid van hen landbouwers waren, naast misschien pastoors en onderwijzers, wat uiteraard fout was.
Een tijdje geleden wees Edward (Chille) Michiels, na de lectuur van een artikel in Brabant Cronikel, me erop dat een verre nazaat van Hendrik Wera het tot stafchef van het leger bracht, luitenant-generaal Maximilien Wielemans, en dat tijdens de Eerste Wereldoorlog.

Foto Wielemans, bron Ars Moriendi
Volgen we even de ‘voorgeschiedenis’ en loopbaan van deze man.
Maximiliens moeder was Carolina Catharina Henckens; haar vader, geboren in Nederlands Limburg, was boekdrukker in Sint-Truiden en nadien in Diest. Zij had als overgrootouders Lambertus Van Weddingen en Anna Maria Wera (1707-1750), dochter van onze Lubbeekse pachter Hendrik. Hun dochter Joanna Catharina was de jongere voorouder van Maximilien.
Bij de geboorte van Maximilien was zijn vader André Félix Wielemans, generaal-majoor, in Gent gekazerneerd. Zijn vader en grootvader waren bakkers in Elsene en misschien ook in Brussel. Oudere voorouders stammen uit Hoeilaart, Diest en Tienen.
Zie voor Wielemans’ afstamming ook mijn bladzijden op: https://gw.geneanet.org/julens?n=wielemans&oc=&p=maximilianus+felix+eugenius.

Maximilianus Felix Eugenius Wielemans werd op 10 januari 1863 dus in Gent geboren, uit Brabantse ouders. Hij bouwde, naar het voorbeeld van zijn vader, een militaire carrière uit en werd luitenant-generaal. In 1913 werd hij kabinetchef van de minister van Oorlog, vanaf 6 september 1914 was hij stafchef van het Belgische leger (eerst waarnemend) en dat tot aan zijn overlijden.
Wielemans stierf op 5 januari 1917 te Houtem (bij Veurne); als oorzaken staan vermeld: longontsteking, myocarditis, Spaanse griep. Hij was toen gedomicilieerd in Elsene en weduwnaar van Angèle Blanc du Clos. De overledene werd op het kerkhof van Houtem begraven. Koning Albert was daarbij aanwezig, minister Carton de Wiart (of was het eerste minister Charles de Broqueville?) sprak de grafrede uit. De nieuwe stafchef was Louis Rucquoy.
Meer dan andere hogere militairen lijkt Wielemans begrip te hebben gehad voor de verzuchtingen van de Vlaamse soldaten tijdens de oorlog. Van een man met Vlaams-Brabantse roots zou men dat wel mogen verwachten …
(Vanaf 23 januari 1915 tot 18 oktober 1918 was het hoofdkwartier van het Belgische leger gevestigd in de pastorie van Houtem.)

Koning Albert op begrafenis Wielemans
Koning Albert op de begrafenis

Begrafenis Wielemans 2
De hulderede aan het open graf

 

 

 

 

 

 

 

Graf Wielemans 2
Het grafmonument van Wielemans in Houtem


Een andere nazaat van pachter Hendrik Wera was mijn grootvader
Arthur Wera (1872-1945)Vanaf 1900 was hij gemeentesecretaris van Kerkom; na amper twee jaar had hij zijn job als onderwijzer in Lubbeek opgegeven – een voorloper van de huidige jonge onderwijsverlaters?

Godelieve Vanzavelberg mailde me onlangs dat in het oorlogsdagboek van Alphonse Halflants, notaris en burgemeester van Lubbeek, sprake is van de gemeentesecretaris van het naburige Kerkom.

Op 9 oktober 1918 staat er geschreven: “Alhoewel de vrede op komst is, wordt ons geen enkele last bespaard. De bezettende macht gedraagt zich alsof de bezetting eindeloos zal doorgaan. De gemeentesecretaris van Kerkom werd op willekeurige wijze aangehouden en hij kwam slechts vrij na negen dagen gevangenschap. Zijn onschuld was zo klaar als de dag en de valsheid van zijn aanklagers was zo evident dat een van beiden zelf achter slot en grendel belandde.”
Daarover heb ik binnen de familie nooit iets gehoord.
(De Heemkundige Kring Libbeke wil het vermelde oorlogsdagboek dit jaar uitgeven.)

Untitled-Scanned-17
Arthur Wera (1907)

————————————————-
Bronnen:
– E-mailberichten van Edward Michiels en Godelieve Vanzavelberg.
De kwartierstaat van Lt.-Gen. Maximilien Wielemans, in: Brabant Cronikel, 2014, jg. 18, nr. 1, p.4-5.
Félix Wielemans, in : website Wikipedia.
– Websites: onroerenderfgoed.be; westhoekverbeeldt.be; dengrootenoorlog.nl.
P. Chielens en P. Trogh (red.), De geschreven oorlog. Anthologie van teksten van het front in België 1914-1940, In Flanders Fields Museum, 2016, p. 574.

Familie Ulens en Wereldoorlog I (2)

Zoals ik in mijn vorig bericht al schreef, had kardinaal Mercier, aartsbisschop en symbool van het patriottisch verzet, het plan opgevat om een groot werk te schrijven over de Belgische katholieke kerk ten tijde van de Eerste Wereldoorlog. Het boek verscheen evenwel nooit, wel bleven de verslagen bewaard die de pastoors in 1919 op vraag van Mercier over de oorlogsgebeurtenissen in hun parochie maakten. Zo bevindt zich in het archief van het aartsbisdom in Mechelen ook het verslag van de Sint-Jan-Baptist-parochie van Binkom. Het werd samengesteld, in een schoolschrift, door pastoor Armand Van Nerum (1875-1926) in samenwerking met oud-pastoor Eugeen De Bie (1834-1925) en schoolhoofd Jan Ulens (mijn grootvader). Het Binkomse parochieverslag werd samen met die van Linden, Lubbeek en Pellenberg uitgegeven in Lubbeekse Historische Tijdingen, nummer 10/2014. Voor Binkom staat daarin ook het voorafgaande verslag van pastoor De Bie van 12 maart 1915, met als titel ‘Oorlog van Duitsland tegen België (1914-1915)’.

32 - Binkom, verslag WO I (3)
Zo begint het Binkomse parochieverslag van 1919.

Toen de Duitsers in augustus 1914 oprukten zagen de bewoners van Binkom eerst vluchtelingen voorbijtrekken, velen volgden hun voorbeeld. Nadien kwamen de Duitse soldaten. Het dorp bleef gelukkig gespaard van moordpartijen, wel werden twee huizen platgebrand. In september gebeurde dat ook met de hooggelegen windmolen van Alfons Lemmens (op de Molenberg); deze molen was het werkterrein geweest van mijn voorouders langs vaderskant: Hieronijmus (1740-1783) en Petrus (1772-1838) Geens.
Binkom droeg zoals andere dorpen de lasten van de aanslepende oorlog. Het zedelijke en godsdienstige leven leed evenwel niet onder de toestand, aldus het verslag.
In 1918 zagen de bewoners het Duitse leger op de terugtocht. Drie Binkomse soldaten waren ondertussen gesneuveld.

51 - Binkom, verslag WO I (22)
De laatste bladzijde van het Binkomse parochieverslag.

Omdat Van Nerum pas in januari 1916 pastoor in Binkom werd, verwees hij later het aartsbisdom, na een vraag om bijkomende info, naar Jan Ulens, ‘een betrouwbaren man – de hoofdonderwijzer van Binckom, die mijn verslag gedeeltelijk opmiek’.
Enkele dagen later, op 13 december 1922, schreef Ulens:

“Zeer Eerw. Heer,
Ik haast met U te antwoorden. De vernietiging van den windmolen had plaats op 21 September [1914] en niet op 11n September. Als bewijs hiervan geef ik aan, dat we te Binckom op 10n, 11n, en 12n September Belgische troepen hadden, die eenen uitval deden op de statie van Thienen en de spoorlijn Leuven-Thienen. Ik denk dat men op één van die datums de Duitsche statie-oversten van Cumptich, Roosbeek heeft gevangen genomen, en daar eene brug heeft doen springen. Ik heb die Duitsers te Binckom vóór
’t gemeentehuis gezien.
Gij moogt alzoo zeker de zaak bevestigen.
Aanvaard, Zeer Eerw. Heer Deken, de verzekering mijner ware hoogachting.
Uw gansch bereidwillige,
Jan Lud[ovicus] Ulens, onderw[ijzer]”

27 - Brief Jan L. Ulens over WO I (2)
Brief van onderwijzer Jan Lodewijk Ulens (1922).

 

Familie Ulens en Wereldoorlog I (1)

Mijn grootvader Jan Ulens, die schoolhoofd was, hielp na de Eerste Wereldoorlog de toenmalige oude en nieuwe pastoor van Binkom bij het schrijven van het verslag over het wedervaren van de parochie tijdens de oorlog (gevraagd door kardinaal Mercier). Een tiental jaar geleden las ik dat verslag in het aartsbisschoppelijk archief in Mechelen, nadien werd het ook uitgegeven in Lubbeekse Historische Tijdingen.
Later vond ik ook nadere gegevens over de ramp die van mijn familie een direct slachtoffer van die Groote Oorlog maakte. De hoeve van mijn overgrootouders Ulens ging in de vlammen op.

Overgrootvader Augustinus Ulens en zijn vrouw woonden in Orsmaal langs de steenweg Tienen-Sint-Truiden; heel wat buren waren familieleden. August (de Witte), landbouwer en herbergier, was geboren in Orsmaal(-Gussenhoven) zelf op 21 juli 1844. Op 10 mei 1873 trouwde hij in Neerhespen met Elisabeth (Liske) Laudus, die in dat laatste dorp op 8 oktober 1840 was geboren. Zij kregen vier kinderen. Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog waren ze zeventigers.

Na de Duitse inval in België op 4 augustus 1914 verliep de opmars voor de aanvallers moeilijker dan verwacht. Zo hoorde mijn generatie op school spreken over de Slag van de Zilveren Helmen: op 12 augustus hielden Belgische karabiniers-cyclisten een dag stand tegen een Duitse overmacht (met cavalerie), die uiteindelijk werd teruggeslagen. Twee dagen voordien had de slag van Orsmaal-Gussenhoven plaatsgehad, het dorp waar mijn overgrootouders woonden.

Op maandag 10 augustus vond daar in Orsmaal-Gussenhoven, gelegen op 8 km van Tienen op de steenweg naar Sint-Truiden met de brug over de Kleine Gete, een treffen plaats tussen de Duitsers en het Belgische leger (Derde Lansiersregiment bijgestaan door karabiniers en wielrijders, allen behorend tot de Eerste Legerdivisie). Het gevecht bracht geen echte winnaar voort maar betekende een oponthoud voor het Duitse leger.
De Duitsers meenden vrijschutters opgemerkt te hebben en namen weerwraak op de burgerbevolking. Ze vernielden vijftien huizen met aanpalende schuren en stallingen, die in brand werden gestoken met benzine-spuiten en kleine brandbommen. Vier inwoners lieten het leven.
Een van de platgebrande huizen was dat van overgrootvader August Ulens-Laudus (landbouwer, Steenweg nr. 5 – bron: bevolkingsregister 1901-1910). Andere vernielde huizen waren eigendom van familieleden: neef Lambert Ulens, 1842-1918 (kuiper, Steenweg nr. 2); neef Leander Ulens, 1841-1922 (beenhouwer, Steenweg nr. 3); neef Henricus Ulens 1849-1915 (rademaker, Steenweg nr. 4); schoonzuster Joanna Hayen 1857-1926, weduwe van Alfons Ulens 1840-1909 (Steenweg nr. 6); ook een Joseph Ulens zag zijn huis vernietigd.
Voor de familie Ulens begon de Grote Oorlog dus op een heel schokkende wijze.
Niet veel later ondergingen steden als Aarschot en Leuven eenzelfde lot, met veel dodelijke slachtoffers.

Overgrootvader August Ulens stierf twee jaar later, op 15 augustus 1916, in het buurdorp Melkwezer, Wellicht verbleef hij toen in de woning van zijn dochter Philomena, die getrouwd was met Ludovicus Lenaerts.

Weduwe Elisabeth Ulens-Laudus, wonende in Orsmaal-Gussenhoven, en haar nog drie in leven zijnde kinderen, onder wie mijn Binkomse grootvader Jan, kregen in 1923 van de Belgische Staat een schadevergoeding voor “den brand van huis en hoeve gelegen te Orsmael-Gussenhoven tijdens de vijandelijke bezetting”. Zij ontvingen, ter wederbelegging, de som van 21.366, 89 frank, betaalbaar de 15 juli 1923. Dat lezen we in het eindvonnis nr. 37684 van de Rechtbank voor Oorlogsschade van het Arrondissement Leuven Derde Kamer, in openbare zitting te Aarschot op 15 mei 1923, die zich baseerde op de wet van 10 mei 1919 gewijzigd door die van 6 september 1921.
Ook andere Ulensen kregen een schadevergoeding. Zo ontving Alfons Ulens, zoon van Leander Ulens-Vandermeulen, 30.749,25 frank en Leopold Ulens, zoon van Alfons Ulens-Hayen, 39.988, 69 frank.

Zoals haar man eerder overleed overgrootmoeder Elisabeth Laudus ook in Melkwezer en dat op 28 januari 1925.

 

Popp-kaart, Orsmaal met ligging vernietigde Ulens-woningen
De 19de-eeuwse Poppkaart, met de ligging van enkele van de later vernietigde Ulens-woningen langs de Sint-Truidensesteenweg in Orsmaal.

————————————————————-
Bronnen:

Eduard Van Ermen, Lubbeekse parochieverslagen1914-1918, in: Lubbeekse Historische Tijdingen, nr. 10, 2014.
Jozef Vinckx, De Duitsch-Belgischen strijd. De slag bij Orsmaal-Gussenhoven 10 augustus 1914, Antwerpen, 1920.
Ruben Donvil, De Grote Oorlog op kleine schaal. De gevechten aan de Getelinie in Oost-Brabant (1914), Davidsfonds, 2012 (deel 1: Orsmaal-Gussenhoven: de Duitsers tastten af).
Sophie De Schaepdrijver, De Groote Oorlog. Het koninkrijk België tijdens de Eerste Wereldoorlog, Antwerpen-Amsterdam, 2013.

Peter Van Assche, archivaris van de gemeente Lubbeek, deed de laatste jaren heel wat onderzoek rond de Eerste Wereldoorlog. Hij bezorgde me kopies van de verslagen van de Rechtbank voor Oorlogsschade, waarvoor dank.

HERWERKING OUDERE BERICHTEN

 

Op basis van nieuw gevonden gegevens herwerkte ik enkele oudere berichten:

– 13-04-2013: Ook de oudste ons bekende Kemels waren molenaars

– 04-04-2007: De familie Fets buiten het Hof ten Male (toegevoegd 18-11-2013)

– 12-07-2006: Het Hof ten Male

– 31-03-2006: Woordenlijst

DE FAMILIE KEMELS EN DE GASTHUISMOLEN VAN PELLENBERG

Over drie eeuwen vinden we leden van de familie Kemels als molenaars terug in wind- en watermolens, die vandaag zijn verdwenen of nog bestaan, verspreid over dorpen in Antwerpen en Vlaams-Brabant: Schoten, Noorderwijk, Tielen, Pellenberg, Kortrijk-Dutsel, Lovenjoel, Kerkom, Vissenaken.

Joannes Baptista Kemels en zijn vrouw Maria Elisabeth De Kepper (mijn voorouders; zie bericht van 12-04-13) kochten in 1769 de Gasthuis- of Hospitaalmolen van Pellenberg (Lubbeek). Meer dan een eeuw waren Kemels de molenaars van dit Hagelandse dorp.

Voor de geschiedenis van deze molen doe ik vooral een beroep op het degelijke onderzoek van de heemkundige kring van Lubbeek: J. Halflants, J. Meulemans, K. Scheys en G. Vanzavelberg, Het Gasthuisdomein te Pellenberg: bos, boerderij en molen, Heemkring Libbeke, 2001, p. 71-90. Met bijzondere dank.

Oude Gasthuismolen - kopie.jpg
De oude Gasthuismolen met rechts het nieuwe gebouw dat rond 1900 werd opgetrokken.
Foto verzameling Kris Scheys (Heemkundige Kring Libbeke).

In Pellenberg bezat het Sint-Elisabethgasthuis (of Sint-Pietersgasthuis) van Leuven vanaf de twaalfde eeuw een groot domein. De oude Gasthuishoeve en de Gasthuisbossen zijn vandaag nog restanten van die eeuwenlange exploitatie. Ooit stond er op het domein, op enkele honderden meters van de Gasthuishoeve, ook een windmolen, vooral gebruikt om graan te malen.

In 1742 – stond er voordien ook al een molen? – werd op de vlakke heuvelrug van Pellenberg, 90 à 106 meter hoog, een molen opgericht met links ervan, gezien vanaf de Molenstraat, een woning zonder verdieping. Het ging om een houten achtkantige bovenkruier op een stenen onderbouw. Het gasthuis verhuurde de molen achtereenvolgens aan Hendrick Borremans samen met Joannes Baptista Van Camp, aan Cornelis Coenen en aan Martinus Wauters gehuwd met Josina Van Campen.
Eigenaardig genoeg, reeds op 16 juni 1769, na amper 27 jaar uitbating, verkochten de gasthuiszusters-augustinessen de molen met bijgebouwen, huis en erf (1,8 ha) aan Joannes Baptista Kemels en zijn vrouw Maria Elisabeth De Kepper: … den Grooten Siecken Gasthuijse vercregen tegens voor de somme van drij duysent vijff hondert guldens courant … De kopers gingen hiervoor een hypotheek aan. Daarmee werd het goed belast met een jaarlijkse en eeuwigdurende rente, die elk jaar op 10 juni aan het gasthuis werd betaald.

Verschillende zonen hielpen Jan Baptist bij zijn werk. De molen floreerde blijkbaar en de molenaar-eigenaar werd wellicht welgesteld en/of een persoon met aanzien. Op 24 september 1797, ten tijde van de Franse overheersing, wordt hij bijvoorbeeld in de registers van de burgerlijke stand vermeld als ‘agent municipal et officier public de l’état public’.* Drie jaar voordien diende hij een aanvraag in om in Westerlo een graanwindmolen te mogen bouwen (akte van 1-01-1794 te vinden in het Archief Provincie Antwerpen, L241A/8).

Jan Baptist Kemels overleed op 10 oktober 1814 op 70-jarige leeftijd. Al op 15 september van dat jaar ontving zoon Guilielmus Henricus Kemels, toen molenaar in Kortrijk-Dutsel** en gehuwd met Anna Maria Achten, de windmolen en aanhorigheden als zijn erfdeel. De hypotheek erfde hij mee. Rond 1850 bezat hij in Pellenberg bijna 5 ha grond, waarop de molen, het molenaarshuis en nog een tweede woning zich bevonden. ‘Guillaume’, die ook als landbouwer staat opgetekend, was eerste schepen van Pellenberg, alleszins van 1831 tot 1842. Ondertussen werd mijn voorouder Jan Baptist Kemels, zoon van een jongere broer van Guillaume, molenaar in Kerkom.

Guilielmus Kemels overleed op 78-jarige leeftijd op 22 september 1854. Als molenaar werd hij opgevolgd door zijn zoon Joannes Franciscus Kemels, gehuwd met Maria Theresia Boogaerts.*** Hij overleed al vijf jaar later, op 21 juni 1859. Weduwe Maria Theresia Boogaerts, moeder van  tien kinderen van wie acht dochters, zette zijn taak verder. Zoon Guilielmus, mede-eigenaar en molenaar, overleed in 1868 op 32-jarige leeftijd. Op 20 juli 1877, dus na bijna honderd jaar Kemels-exploitatie, verkochten Maria Theresia en haar vier dochters de molen aan Joannes Remigius Vloeberghs, molenaar te Houtvenne. Vloeberghs verkocht in oktober 1892 op zijn beurt de molen aan Jozef Wierinckx.

In 1898 besloot Wierinckx een nieuw gebouw naast de windmolen te plaatsen om er moderne machines aangedreven door petroleum in onder te brengen. De windmolen zelf werd in 1915 definitief stilgelegd. De houten romp werd enkele jaren later afgebroken en de stenen onderbouw in 1997. In de gebouwen van de vroegere industriële maalderij, die in 1975 de activiteiten stopte, is nu een polyvalente horecazaak gevestigd. De oude molengebouwen en omgeving zijn beschermd.

Pellenberg Molen Wierinckx.jpg

Pellenberg Molen Wierinckx 2008.jpg

Foto’s  (verzameling Kris Scheys) van de twintigste-eeuwse ‘industriële’ molengebouwen. Op de foto links zie je nog de stenen onderbouw van de windmolen.

__________________________________________
* Op 31 mei is Kemels in deze functie al vervangen door Pierre Van Mellaert. Ook in andere gemeenten zien we dat burgers deze hun door het departementsbestuur opgelegde functie snel neerlegden.

** Molenaar Guilielmus Kemels vestigde zich na zijn huwelijk in Dutsel waar in november 1808 zijn eerste kind werd geboren. Ook in februari 1818 werd er nog een dochter geboren, maar in oktober 1820 werd zijn jongste kind in Pellenberg gedoopt.
Kortrijk-Dutsel heeft maar één molen gekend, de nu verdwenen windmolen die op 1 km ten zuidwesten van de kerk lag, op het Molenveld (kadastraal perceel B257). Deze korenmolen werd in 1657 of in 1672 gebouwd en geraakte na een blikseminslag in 1922 in onbruik, waarna hij in 1938 werd gesloopt. (Bron: www.molenechos.org)

Verdwenen molen Kortrijk-Dutsel.jpg
Foto verzameling Ons Molenheem
uit http://www.molenechos.org.

*** Na zijn huwelijk vinden we Joannes Franciscus Kemels en zijn vrouw terug in Lovenjoel waar ze van juli 1836 tot april 1847 vele kinderen kregen. Uit de daaropvolgende geboorten kunnen we afleiden dat ze ten laatste in januari 1850 terug in Pellenberg woonden.
De genoemde watermolen van Lovenjoel (Bierbeek) betreft wellicht de Heystmolen. Deze korenmolen werd in 1749 gebouwd aan een aftakking van de Molenbeek en werd in 1896 buiten werking gesteld. Hij wordt nu gebruikt als woning (gelegen aan de Bijzondere Weg) en is samen met de omgeving beschermd. (Bron: www.molenechos.org)

Heystmolen Lovenjoel.jpg

Heystmolen Lovenjoel (2).jpg

Foto links Niels Wennekes, foto rechts verzameling Ons Molenheem uit http://www.molenechos.org.



DE BIJVOORDEMOLEN OP DE VELP IN KERKOM

Sinds de jaren 1970 wordt de graanmolen van Bijvoorde(n), destijds ook de Molen Kemels genoemd, niet meer uitgebaat. Het vrij grote bakstenen molenhuis met apparatuur staat er nog, daar aan de Kumtichsestraat.

 

Bijvoordemolen 2013 (5).JPG

Bijvoordemolen 2013 (1).JPG


Reeds in de veertiende eeuw werd de Bijvoordemolen vermeld in het cijnsboek van de hertogen van Brabant. Hij lag op de Velp(e) nabij twee ‘voorden’ of doorwaadbare plaatsen – vandaar de naam ‘Bijvoorden’ (zie P. Kempeneers). De Velp ontspringt in Opvelp en mondt in Zelk (Halen) in de Demer uit. Naast onze ‘Overste Molen’ (op perceel B 134) bestond er toen ook de ‘Nederste’ of ‘Onderste Molen’, een kleine kilometer verder stroomafwaarts op de Velp (vermoedelijk op perceel B 457). Deze laatste molen, ook banmolen genoemd, brandde in 1634 af en werd niet heropgebouwd.

Zoals grote boerderijen waren ook molens meestal in het bezit van vermogende mensen of instellingen, vaak van buiten het dorp. Ook voor de Bijvoordemolen was dat het geval, met een lange geschiedenis van elkaar opvolgende eigenaars. We vernoemen hier enkele van hen. In de veertiende eeuw waren er bijvoorbeeld Jan van Opheem, bezitter van een belangrijk domein in Anderlecht, en zijn broer Frans. In de eerste helft van de vijftiende eeuw* werd de Leuvenaar Jan des Witten of Switten (de Witte) eigenaar; hij kocht ook het Hof van Kerkom. Bij het begin van de zestiende eeuw kwam het goed in handen van het Tiense nonnenklooster van Kabbeek. Tijdens de godsdiensttroebelen in de tweede helft van die eeuw werd de molen in beslag genomen maar later teruggegeven aan de erfgenamen van Laureys van Aerlem of Arlem, die in Alken woonde. In de zeventiende eeuw zien we als eigenaars de broers jonkers Van Pulle van Leuven en de Vanden Berghes uit Tienen; beide families waren betrokken in het bestuur van hun stad. Blijkbaar waren sinds de eerste helft van de vijtiende eeuw de eigenaars van het Hof van Kerkom (later ook ‘Kasteel’ genoemd) ook (meestal) in het bezit van de Bijvoordemolen. Deze personen of families gebruikten het Hof als ‘landhuis’, zo schrijft de latere bewoner Edouard Martens in zijn geschiedenis van de parochie Kerkom.

 

Ferraris, Bijvoorde-Velp (boek).JPG
Op de Ferrariskaart (1777) zie je de Velp in Bijvoorde van west naar oost stromen.
Links op de kaart de molen (‘moulin de Kerckhem’),
langs de huidige Bijvoordestraat de boerderijen
van Jan Swinnen en Jacobus Vanwelden.


Niet de eigenaars maar vaklui waren inmiddels als molenaars actief: in 1680 Corneel Coenegras, in 1693 Nicolaas van Goethem, in 1707 Peter Brusselmans, in 1722 Guilliam Caes.

Rond 1731 verkocht de familie Landeloos**, verwant aan de Van den Berghes, de molen aan Cornelis Radoux. Hij was de eerste molenaar die het goed in eigendom verwierf. Corneel was schepen van Kerkom van 1747 tot 1769. In 1771 werd Lucas Geens, opgegroeid in Roosbeek en getrouwd met Corneels dochter Maria Helena, de nieuwe eigenaar-molenaar. Ook hij was schepen, vanaf 1794. Na zijn dood in 1808 kwam het goed in handen van zijn zoon Arnold Geens. Hij was molenaar in Neerlinter (in de wijk die in 1911 Drieslinter werd) en liet de Bijvoordemolen exploiteren door zijn broer Corneel en daarna door diens zoon Hendrik.
Na het vroegtijdige overlijden van deze laatste huwde zijn weduwe in 1833 Jan-Baptist Kemels, afkomstig van de Pellenbergse molenaarsfamilie (mijn betovergrootvader). De echtgenoten Kemels-Vanparys verwierven op 15 september 1857 de molen van erfgenamen van Arnold Geens. In 1891 schonk Kemels, wiens echtgenote overleden was, de molen en de bijhorende gronden, voor een totale oppervlakte van 1 ha 60 a 90 ca, aan zijn zoon molenaar Felix.
In 1910 verkocht deze Felix Kemels op zijn beurt de molen aan zijn schoonbroer Frans Vankelecom-Verbeylen. Frans verongelukte in de molen in oktober 1921 en in maart 1922 werd de molen verkocht aan Josephus Marcelinus Decupere (°Binkom 1890),  die trouwde met Maria Alpfonsina Van Kelecom (°Glabbeek 1895). Hun dochter Maria Decupere (1926-1994) huwde met Engelbertus Mottie (1924-2000); zij waren de laatste molenaars aan de Velp.

 
Popp, Kerkom 9, Bijvoorde.JPG
De Bijvoordemolen op de Velp langs de ‘Grote Molenweg’
op de Poppkaart uit de jaren 1860 (naar het oosten georiënteerd)


——————————————————–

* In 1510 kreeg eigenaar Peeter vander Hoeven de toestemming om een ark of sluis aan te leggen om zijn vijvers met water te vullen. Ook mocht hij een brug over de Velp bouwen.
** Eén van de mede-eigenaars Landeloos was priester Jan-Frans Landeloos, geboren in 1665, deken van het kapittel van Tienen, die in 1705 directeur werd van het Van Dale-College te Leuven en er overleed op 6 juli 1742. Jeanne-Catherine Landeloos, dochter van Henri-Germain Landeloos, kreeg in 1773 het Hof van Kerkom volledig in handen.


Geraadpleegde werken

– E. Martens, ‘Monographie de la paroisse de Kerkom (Brabant), Deuxième partie. Histoire civile et sociale’, in: Hagelandse Gedenkschriften, 1913, jg. 7, p. 81-83. De onderstaande studies baseren zich voor de Bijvoordemolen tijdens het ancien régime grotendeels op het werk van Martens.
– V. Brams, ‘Geschiedenis van Boutersem. Kerkom’, in: Velpeleven, 1989, jg. 16, nr. 1, p. 17-18 en 1992, jg. 19, nr. 1, p. 16, 24 en 18.
– ‘De molens van Vlaams-Brabant’, in: Velpeleven, 2005, jg. 32, nr. 3, p. 51.
– V. Brams, ‘Burgerlijk beleid te Kerkom’, in Velpeleven, 2007, jg. 34, nr. 1, p. 28.
– R. Geysens, ‘Molens: water- en windmolens van Boutersem’, in: Velpeleven, 2011, jg.38, nr. 4, p. 147-149.
– J. Decupere (Heverlee), De molen aan de Velp, getypte tekst.
– P. Kempeneers, Kerkom. Plaatsnamen en hun geschiedenis, Tienen, 2012, p. 97-99.
http://www.molenechos.org/molen.php?AdvSearch=979.
http://cortbeke.skynetblogs.be, berichten van 03-01-2007, 31-01-2007 en 03-08-2007, nu te vinden op https://cortbeke.blog.

 

BIOGRAFIE J.F. MELLAERTS, INSPIRATOR EN MEDEOPRICHTER BOERENBOND


Vanuit Lubbeek werkte ik mee aan een project van de heemkundige kring van Heist-op-den-Berg: de biografie van J.F. Mellaerts, een beroemde Binkommenaar en twintig jaar de naaste buur van mijn grootouders aan vaders kant. Ik ben zo vrij dat werk hier voor te stellen en dus misbruik te maken van mijn genealogische blog. Alhoewel, met Mellaerts deel ik een aantal 18de-eeuwse voorouders, voor beiden langs moeders kant, zo kon ik vaststellen … 

 

Jacob Ferdinand Mellaerts (1845-1925),
pionier van de plattelandsontwikkeling in Vlaanderen

Rond 1900 was hij in Vlaanderen een heel bekende figuur, vandaag is hij door de meesten vergeten. Lubbeek gaf hem nochtans in 2002 de retrocultuurprijs. De gemeente wilde daarmee zijn ooit zo beroemde zoon Jacob Ferdinand Mellaerts eren en hem in onze herinnering levend houden.

Maar wie was deze man, van wie werd gezegd dat hij zijn Vlaamse volk leerde boeren?
In Binkom leeft de naam ‘Ferdinand Mellaerts’ nog. Daar ligt hij ook begraven, in het dorp waar hij in 1845 geboren werd. Aan de kerkhofmuur vind je nog altijd de aan hem gewijde gedenksteen die een jaar na zijn overlijden werd aangebracht.

Wat priester Daens was voor de arbeiders in hun stedelijk milieu, betekende Mellaerts voor de boeren en het platteland. Zonder Ferdinand Mellaerts wellicht geen Boerenbond, geen AVEVE, geen Landelijke Gilden, geen KLJ, geen Groene Kringen,  geen KVLV … zelfs ‘Ons kookboek’ zou misschien nooit bestaan hebben!

Het levensverhaal van ‘pastoor’ Mellaerts is fascinerend. In 1887 richtte hij in zijn Zuidkempense parochie Heist-Goor de allereerste boerengilde op – vele zouden volgen – en amper drie jaar later stichtte hij in Leuven, samen met Joris Helleputte en Franz Schollaert, de Boerenbond. Als eerste algemeen secretaris heeft Mellaerts in die vereniging ontzettend veel werk verzet.

Binnenkort verschijnt bij de heemkundige kring van Heist-op-den-Berg een uitgebreide en overvloedig verluchte biografie van deze toch wel zeer bijzondere Hagelander: J.F. Mellaerts
(1845-1925), pionier van de plattelandsontwikkeling in Vlaanderen
. Het boek schetst leven en werk van Mellaerts en gaat daarbij geen controverse uit de weg. Waarom moest Mellaerts plots weg uit zijn parochie, waarom nam hij ontslag bij de Boerenbond … ?

De maatschappij van het laatste kwart van de negentiende eeuw wordt in beeld gebracht. Grote figuren zoals Friedrich Raiffeisen, Joris Helleputte, Emiel Vliebergh en paus Leo XIII (Rerum novarum) komen ten tonele. Maar ook de kleine man is op elke bladzijde voelbaar aanwezig. Het boek is dan ook een bron van interessante wetenswaardigheden over Heist-Goor en Binkom. In deze laatste gemeente bracht Ferdinand Mellaerts niet alleen zijn kinder- en jeugdjaren door, maar woonde hij ook in de herfst van zijn leven nog bijna 25 jaar.

Talrijke unieke foto’s en documenten illustreren deze levendige biografie, waarvan het hoofdpersonage ook u niet onberoerd zal laten. Een van de auteurs (inwoner van Lubbeek) onderzocht in Binkom en omgeving archieven en sprak er met inwoners die nog wisten te vertellen over Mellaerts. Zo droeg hij vanuit het Hageland bij tot dit unieke lees- en kijkboek.

 Mellaerts-boek.jpg 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Aankoop

Als u geïnteresseerd bent in de figuur van J.F. Mellaerts, kunt u het boek J.F. Mellaerts (1845-1925), pionier van de plattelandsontwikkeling in Vlaanderen kopen tegen de prijs van 34 euro (eventueel te vermeerderen met verzendingskosten van 5 €):
rekeningnummer 416-1095951-39  –  IBAN: BE13 4161 0959 5139
van Heemkring Die Swane, Kerkplein 24, 2220 Heist-op-den-Berg
met vermelding ‘Mellaerts-boek’.

Het boek is nu ook verkrijgbaar in de Plato-boekhandels van Tienen en Leuven.

 

HET HERENDAALHOF IN LUBBEEK

 

Abdij van Park, cijnskaart van (zuidwesten van) Lubbeek 1665, kaart 98, p. 140-141 (3).JPG
Uit het kaartboek van de Parkabdij, 1665, kaart 98 (detail)


Naar Stefan Van Lani, ‘Abdij van ’t Park: pachthoeven en landbouwdomeinen’, Vrienden van de Abdij van ’t Park, 1999, p. 127-138.

Toen voorvader Henricus (Hendrik) Wera in 1699 pachter werd van het eeuwenoude Herendaalhof in Lubbeek, was de Parkhoeve pas heropgebouwd, nadat Franse soldaten ze in de as hadden gelegd.

‘Herendaal’ betekent het dal van de heren, de Parkkanunniken van Heverlee. In dit Lubbeekse gehucht, dicht bij Pellenberg gelegen, had de norbertijner abdij van Park (opgericht in 1129) sinds het midden van de dertiende eeuw een meier en een laathof. Vanaf 1297 is er sprake van een hof of hoeve. Van bij het begin werd ze, bij gebrek aan lekenbroeders, in pacht gegeven. De toenmalige abt, afkomstig van Lubbeek, liet achter de hoeve een buitengoed oprichten, met grote ontvangstzaal en kapel.
Witheren van Park waren in Lubbeek ook parochiepriester. De abdij inde er de tienden en genoot er de kerkelijke inkomsten.

In de 16de-17de eeuw had de Herendaalhoeve, de onbeschermde eigendom van een belangrijke instelling, het vaak zwaar te verduren: brand, onlusten, oorlog, verval door leegstand. De Parkabt werd de investeringen beu en liet zijn herenwoning grotendeels afbreken.
Tijdens de Negenjarige Oorlog, die een Europees conflict was, brandden Franse soldaten van Lodewijk XIV in 1693 de hoeve plat. De heropbouw duurde tot 1698 en bepaalde grotendeels het huidige uitzicht van het hof. Paulus (Pauwel) Taverniers was er toen pachter. Na zijn overlijden in 1699 werd Hendrik Wera de nieuwe pachter. Hij trouwde met Taverniers’ weduwe, Catharina Schoensetters.

IMG_0567.JPG
Maquette van het Herendaalhof zoals het eruitzag voor de Eerste Wereldoorlog


Het Herendaalhof was een grote bedoening. In 1653 omvatten de gebouwen en de omringende boomgaard 2,5 ha. Voor het hof strekte zich een groot aaneengesloten akkerblok van circa 40 ha uit. Het gehele hoevedomein besloeg 122 bunder of 161 ha. Daarvan exploiteerde bijvoorbeeld Jaak de Vroey, pachter van 1673 tot 1696, 52 bunder (1 bunder = ca. 1,3 ha). Het beheer van zo’n bedrijf was geen klein bier. 

In 1660 omvatte het domein van de Parkabdij 3 300 ha (waarvan 57 % akkers), verspreid over 130 dorpen. Het was een megaonderneming, maar toch erg kwetsbaar in tijden van crisis en oorlog.

Met haar pachters sloot de abdij overeenkomsten (gewoonlijk voor een termijn van negen jaar) die gedetailleerd de modaliteiten van de uitbating bepaalden. Anderszijds genoten de pachters vaak generaties lang het vertrouwen van de abdij. Hun familieleden waren meestal ook landbouwers met aanzien, en hun zonen en dochters trouwden met andere rijke pachterskinderen.
Hendrik Wera, Herendaalpachter van 1699 tot 1731, betaalde jaarlijks 41 mudde graan en voor de weiden in baar geld 80 gulden. Voor de gebouwen rekende de abdij 60 gulden aan. Enkele bijkomende percelen weiland kostten de pachter elk seizoen 27 gulden. In natura leverde de huurder elk seizoen een vet varken en een zekere hoeveelheid walmen stro, latten en roeden. Jaarlijks werden van hem met wagen en vier paarden twee transportkarweien naar Namen of Fleurus verwacht ofwel de betaling van twaalf gulden voor iedere niet uitgevoerde rit. Naar oude gewoonte moest Hendrik het convent elk pachtjaar ‘loffelijck tracteeren’ op een maaltijd. Op nieuwjaarsdag zakten de boeren uit de omtrek af naar het pachthof, sinds lang het centrum van het plaatselijke abdijgoed, om er aan de rentmeester van de abt hun cijnzen en huren te betalen.

In 1727, tegen het einde van Hendriks derde pachttermijn, viel een gedeelte van de oude schuur in en werd een nieuwe, de nu nog bestaande, opgebouwd. Enkele jaren later, in 1731, werd Hendrik opgevolgd door zijn zoon Guillelmus (Willem), die het hof meer dan een halve eeuw lang  uitbaatte tot aan zijn overlijden in 1786. Nadien zette zijn weduwe Anna Stroobants de uitbating nog twaalf jaar alleen voort.
Ondertussen stonden onze gewesten evenwel onder Frans bewind en op 1 februari 1797 werd de abdij van Park gesloten. Op 6 juni 1798 werd de Herendaalhoeve als ‘domaine national’ verkocht aan Simon Buron, gewezen provisor van de Parkabdij. Hij droeg het goed later over aan de in een associatie verenigde resterende Parkheren, die het bedrijf als vanouds verpachtten. In 1822 trad Jacobus Scheys als pachter aan. Met een areaal van 67 ha bleef Herendaal de grootste landbouwexploitatie in Lubbeek.
In 1849 verkocht de Parkabdij, die in 1836 was heropgericht en het niet makkelijk had, Herendaal aan baron Dieudonné uit Korbeek-Lo. Nadien werd baron de Troostenberg de eigenaar en hij verkocht de hoeve in 1890 aan de toenmalige pachter Petrus Josephus Theys-Scheys. Ook vandaag is deze familie nog eigenaar en uitbater van de hoeve.

In het woonhuis en de aanpalende stallingen herinnert het opschrift AVE MARIA ANNO 1698 aan de voltooiing van de heropbouwwerken na de vernielingen door de Fransen. Aan de monumentale driebeukige langschuur (28 m lang en 12 m breed) verwijst het opschrift ANNO 1727 naar het bouwjaar.

 

Herendaal Lubbeek (6).JPG

Herendaal Lubbeek (5).JPG

 

 

 

 


Zie ook:

De Herendaalhoeve. Brochure ter gelegenheid van de Open Monumentendag 1997 in de gemeente Lubbeek, Heemkring Libbeke.

S.F. Maes, De oude pachthoeven van de norbertijnenabdij van ’t Park in Heverlee in Vlaams-Brabant, 1973.

E. Van Ermen e.a., Het kaartboek van de Abdij van Park 1665, Brussel, 2000.

www.herendaelhof.be

 

Herendaal op de Ferrariskaart.JPG
Het Herendaalhof op de Ferrariskaart, 1776