BOERINNENGILDE KERKOM 1933

 

De eerste Boerinnendag is altijd die van Leuven; dat betaamt! Het is dan ook een voorbeeldige Boerinnendag geweest, zoowel wat het aantal deelneemsters betreft, als den ernst waarmede allen naar de toespraken luisterden en de geestdrift en de zusterlijkheid waarmede én moeders én B.J.B.-meisjes alles medebeleefden.
Met deze woorden begint het tijdschrift De Boerin van april 1933 zijn verslag over de Boerinnendag van Leuven van maandag 20 maart 1933. De opkomst was groot, er werden tweeduizend aanwezigen geteld. In de voormiddag was er in de Sint-Pieterskerk een misviering, waarna de dames en de BJB-meisjes afzonderlijk vergaderden. In de namiddag kwamen allen samen voor een feestzitting.
Daar ook werden eenige goede gedachten gezaaid over standsfierheid, schoon boerenleven, toewijding in het huisgezin, lezen we verder in het verslag.

Bij het artikel staat onder meer een foto van de Boerinnenbond van Kerkom (Boutersem) afgedrukt. Het is een grote groep vrouwen, met één man erbij, meer dan waarschijnlijk toenmalig pastoor Leon Laurent; hij verbleef in Kerkom van 1929 tot 1940 en was dus de voorganger van Jozef Prims.
Vooraan in het midden herken ik Celestina Fets (mijn grootmoeder), die wellicht ook toen al voorzitster was, en op de tweede rij van bovenaan te beginnen haar achttienjarige dochter én mijn moeder Maria Wera, die BJB-leidster is geweest.

Boerinnengilde Kerkom 1933.JPG

Een betere en duidelijke afdruk van de foto vind je terug op de website van Lias (Leuvens Integraal Archiveringssysteem): www.libis.be/lias. Ga naar ‘Digitale Collecties’ en voer in: ‘General’ en daaronder ‘KFA23780’ (= KADOC-nummer) of ‘000054416’ (= nummer Lias). Velen in Kerkom zullen op de foto bekende gezichten terugvinden.

Zo kondigde De Boerin de Leuvense Boerinnendag aan:

Uit 'De Boerin'.JPG

DE SINT-SEBASTIAANSGILDE VAN KERKOM IN DE TIJD VAN JACOBUS WERA

Jacobus Wera (1747-1820) woonde vanaf 1780/1781 in Kerkom (zie bericht van 08-09-2010). De gemeente had toen een goede vierhonderd inwoners.
Jacobus was er lid van de Sint-Sebastiaansgilde. Deze boogschuttersgilde bestond al van voor 1680, want in dat jaar is er sprake van het ‘Schuttershuis’, gelegen tegenover de kerk. Men noemde het gebouw ook ‘Tafelhuis’ omdat het vroeger aan de Armentafel behoorde.
Om de drie jaar had de plechtige koningschieting plaats. In zijn geschiedenis van de parochie geeft E. Martens meer gegevens over deze en andere gelijkaardige verenigingen. Hij schrijft ook dat de gilde rond 1900 alleen nog maar in naam bestond.*

In het rijksarchief van Leuven bevindt zich een kleine bundel over de Sint-Sebastiaansgilde. Hieronder volgen enkele gegevens die daaruit werden geselecteerd.

In 1782 – de gilde telde toen een vijftigtal leden – waren onder anderen volgende personen lid:
– Jacobus Wera, vanaf 1783 kapitein = plaatsvervanger van de hoofdman (voorouder-Wera)
– Matthys Fets (voorouder-Fets uit Breisem; zie bericht van 20-02-2008)
– Lucas Geens (molenaar aan de Velp, voorganger aldaar van mijn voorouder Joannes Baptista Kemels)
– Jan Thielens (bewoner-eigenaar Hof ten Male, voorganger van de familie Fets aldaar; zie bericht van 12-07-2006)
– Jacobus Vanwelde, hoofdman = voorzitter (wellicht de eigenaar van het Hof van Bijvoorde, of toch de Vanwelde van de Opstalhoeve?)
– Lambertus Vanwelde
– Jan, Jacobus (deze naam tweemaal), Francis en Hendricus Roelants
– Andries Van Kelecom
– Hendricus en Andries Van Gramberen
– Dieudonnez (Godgaf) Raddoux

Bij het jaar 1815 lezen we dat Jan Thielens (zie hierboven) tot hoofdman werd verkozen. Petrus Francis Fets (broer van voorvader Lucas, en wat later de eerste Fets-bewoner van Hof ten Male; zie bericht van 11-05-2006) was toen kapitein.

_________________________
* E. Martens, Monographie de la paroisse de Kerkom-en-Brabant. Deuzième partie. Histoire civile et sociale, in: Hagelandse gedenkschriften, 7de jaar, 1913, p. 88-94.

Aanvullingen bij vorige berichten

 

Interessant om weten (aanvullingen bij vorige berichten)

– Bij het bericht van 19-11-2006 over het gezin Fets-Coe(c)kelberghs:
Lucas Fets en Heremelina Barbara Maria Coekelberghs trouwden te Binkom op 21 januari 1828 (akte 1 van 1828, ondertekend door Louis Geens, assessor). Lucas, toen 42 jaar oud, was landbouwer in Breisem-Kumtich. De bruid, 28 jaar en geboren te Wever, woonde en werkte als landbouwster in Binkom, meer dan waarschijnlijk op de boerderij van haar schoonbroer Guilielmus Swillen, die ook getuige was. Zij verklaarde niet te kunnen schrijven.

– Bij het bericht van 07-03-2007 over het gezin Stroobants-Vangramberen:
Egidius Josephus Stroobants, geboren te Bierbeek op 12 juli 1797 en landbouwer te Kerkom, overleed te Roosbeek op 19 december 1879. Wellicht woonde hij daar toen bij een dochter in.

– Bij het bericht van 06-04-2008 over Fets, Coeckelberghs en Custermans in Glabbeek:
Vanaf half maart 1689 huurden Peeter Custermans en zijn vrouw Jenne Loijaerts (= onze voorouders) het oude en grote pachthof van de Grote Heilige Geest (vroeger ook het hof te Glabbeek genoemd), gelegen tussen de straat van Glabbeek naar Attenrode (nu Attenrodestraat) en de Bornestraat (nu Steenbergstraat). Met landerijen en beemden eromheen sterkte het pachthof zich uit over een breedte van zowat 800 bij 500 meter. Peeter Custermans, ook meier, was daarmee de voornaamste boer van het dorp, dat 199 inwoners telde in 1709.
Op 18 januari 1697 brandde een deel van het pachthof af. Er kwam een proces voor de schepenen. Knechten van kapitein Joan Franchois Carré, van het regiment van kolonel Mattaert, zouden met een kaars de brand hebben veroorzaakt. Dat werd verklaard door pachter Peeter Custermans en zijn (toenmalige) vrouw Anna de Walheyns. De boerderij werd nog hetzelfde jaar door de Heilige Geest heropgebouwd.
Een halve eeuw later huurde Lambrecht Coeckelbergh (= onze voorvader), vanaf half maart 1755, het pachthof. Op 14 oktober 1763 tekende zijn zoon Norbertus Kockelberghs (= broer van onze voorvader Joannes die naar Wever trok) het huurcontract.

Deze en andere gegevens over Glabbeek vind je in: P.T.C. Kempeneers, Glabbeek-Zuurbemde. Een geschiedkundige en toponymische studie, Glabbeek, Gemeentebestuur van Glabbeek, 2008, 192 p.

– Bij het bericht van 06-06-2009 over pastoor Prims:
Joseph Jan Prims werd te Kerkom ingeschreven op 24 september 1940, komende van Sint-Jans-Molenbeek. Hij werd geboren te Grobbendonk op 10 december 1894 als zoon van Jan Prims en Maria Vandenschoor.
Prims was pastoor van Kerkom van 1940 tot 1962. Zijn voorganger was pastoor Laurent (van 1929 tot 1940), die ontslag nam nadat hij de pastorij geplunderd terugvond na zijn vlucht bij het uitbreken van de oorlog. De opvolger van pastoor Prims was Jules Laermans (van 1962 tot 1 januari 1995).

Over de parochie en de pastoors van Kerkom lees je meer in: V. Brams, Parochie en pastoors te Kerkom, in Velpeleven, jg. 26, 1999, p. 147-156.

 

Onderwijzers ca. 1900

Groep onderwijzers circa 1900?

De foto die hieronder staat afgedrukt, komt uit ons familiearchief.
Ik herken er mijn beide (nog jonge) grootvaders op:
– grootvader aan vaderskant: Jan Ulens (tweede van links bovenaan)
– grootvader aan moederskant: Arthur Wera (derde van rechts bovenaan)

 

Groep onderwijzers ca. 1900


Betreft het hier een foto van onderwijzers van het kanton Glabbeek?
Mocht dat zo zijn, dan dateert deze foto van omstreeks 1900, want Arthur Wera (1872-1945) was onderwijzer in de gemeenteschool van Lubbeek van juli 1897 tot april 1901, nadien was hij gemeentesecretaris van Kerkom.
Jan Lodewijk Ulens (1874-1954) was onderwijzer in de gemeenteschool van Binkom van 29 december 1893 tot 1 maart 1930, vanaf 1 juli 1906 was hij er schoolhoofd.
Zowel Arthur Wera als Jan Ulens studeerden aan de Bisschoppelijke Normaalschool in Sint-Truiden. Wera behaalde er zijn diploma in 1892, Ulens in 1893.*

Als het inderdaad om een groep onderwijzers gaat, dan zouden ook bijvoorbeeld meester Leo Norbert Lontie en meester Felix Wuyckens erop te vinden kunnen zijn. Zij waren rond 1900 hoofdonderwijzer respectievelijk in Lubbeek en Binkom.

Wie kan personen op de foto identificeren? Ik ben blij met elke hulp.

————————————
Wie Bron: L. Minten, De inschrijvingsregisters van de Bisschoppelijke Normaalschool te Rolduc/Sint-Truiden, Hasselt, Provincie Limburg, Culturele Aangelegenheden, 1994, p. 101-102 (Limburgse documenten 1,7).

Ulens-generaties in Hagelandse scholen

Driemaal een Ulens (grootvader, vader, zoon)
in een Hagelandse gemeenteschool

 

Binkom, circa 1920
met Jozef Ulens, °1912
(op tweede rij, derde van rechts)

Binkom, ca. 1920, met Jozef Ulens
Zonder meester. De vader van Jef, Jan Lodewijk Ulens °1874, was toen schoolhoofd in Binkom.

Jef Ulens
Jef Ulens (detail foto)

 

Kerkom, 1952-1953
met Jan Ulens, °1944, alias Jan van Fetses
(op eerste rij, tweede van rechts)

Kerkom, 1952-1953 (2)
Klas van meester Laermans (derde, vierde en vijfde leerjaar)

Jan Ulens, derde leerjaar
Jan Ulens (detail foto)

 

Linden, 1978-1979
met Bart Ulens, °1970
(de middelste van de bovenste rij)

Linden, 1978-1979 (2)
Klas van meester Tibo, derde leerjaar

Bart Ulens, 3de leerjaar
Bart Ulens (detail foto) 

Wie herkent zichzelf of anderen op deze foto’s?

Familienamen in België

Met hoeveel zijn we?

Op bepaalde websites kan je nagaan hoeveel andere Belgen jouw familienaam dragen en in welke regio ze wonen. Van ‘Permesso.be’ ontleende ik de gegevens voor Wera, Fets, Ulens en Tuyls (eind juni 2009).


WERA

Wera in België ( 228 in jun 2009)

FETS

Fets in België (116 in juni 2009)

ULENS

Ulens in België (517 in juni 2009)

TUYLS

Tuyls in België (157 in juni 2009)


Conclusies trek ik zelf niet!

Huwelijk en gezin in de Nieuwe Tijd

Huwelijk en gezin in de Nieuwe Tijd

Nu we met de Fets-voorouders ergens rond 1700 zijn aangekomen, wil ik graag even stilstaan bij het thema ‘huwelijk en gezin in de Nieuwe Tijd’. Het betreft de periode van ca. 1500 tot ca. 1800, een tijdvak dat in academische kringen ook de Vroegmoderne Tijd wordt genoemd.

In de Nieuwe Tijd zochten mensen een huwelijkspartner in hetzelfde milieu en liefst in de eigen parochie. Meestal koos men voor iemand van dezelfde leeftijd. Trouwlustigen hadden in die keuze een tamelijk grote vrijheid. Die werd wel kleiner naarmate je tot een hogere sociale klasse behoorde, stand en vermogen speelden daar immers een grote rol.

Een jonge man trouwde pas als hij voldoende middelen had om een eigen huishouden op te zetten; dat kon een woonst met landbouwgrond zijn. Het gevolg was dat het eerste huwelijk op relatief hoge leeftijd werd gesloten: vrouwen waren gemiddeld 26 à 27 jaar, mannen 27 à 29. In de tweede helft van de 18de eeuw werd die leeftijd zelfs nog met een paar jaar opgetrokken. Tussen 10 en 20 procent van de volwassenen trouwden nooit.

Het huwelijk was een exclusief kerkelijke aangelegenheid en een onaantastbaar sacrament. De parochiepriesters hielden nauw toezicht op de heersende seksuele moraal binnen de dorpsgemeenschap. Het aandeel van de onwettige kinderen bedroeg in de Nieuwe Tijd maar een paar procent van alle geboorten. Waren sinds de contrareformatie hoge morele normen gemeengoed geworden of traden er veranderingen op in het seksuele gedrag, met het oog op het vermijden van zwangerschappen? Het aantal prenuptialen lag wel hoger. Dat zijn kinderen die voor de trouwdag werden verwekt, maar binnen het huwelijk werden geboren. Uit de parochieregisters blijkt dat een vijfde van alle eerstgeboren kinderen binnen de acht maanden na de huwelijksdatum op de wereld werd gezet.

Het huwelijk zelf was het belangrijkste instrument om het kindertal te beperken. De late huwelijksleeftijd beperkte de optimale vruchtbaarheidsperiode van de vrouw tot maximaal twintig jaar. Bovendien duurden de helft van de huwelijken minder dan vijftien jaar, een derde zelfs minder dan tien jaar. Dat was niet te wijten aan echtscheiding, maar aan het vroegtijdige overlijden van een van de partners.
Eenmaal het huwelijk gesloten, volgden de zwangerschappen elkaar volgens een natuurlijk ritme op. Enkel de borstvoeding zorgde voor een pauze van twee tot drie jaar tussen de opeenvolgende geboorten. Het geboortecijfer lag dus hoog – per huwelijk werden 4 tot 6 kinderen geboren – maar de kindersterfte was ook groot. Een kwart van de zuigelingen overleed voor de eerste verjaardag, de helft van de kinderen bereikte de volwassen leeftijd niet. Een gezin bestond gemiddeld uit iets minder dan vijf personen, met dus twee tot drie kinderen. De grote kinderrijkdom in West-Europa zou zich pas rond 1900 voordoen.

Het blijvend hoge sterftecijfer maakte dat ook na de Middeleeuwen de gemiddelde levensverwachting bij geboorte laag bleef: in de 17de eeuw bedroeg ze 25 tot 30 jaar. De bevolking groeide dan ook maar heel traag. De landbouw kon een snelle groei niet aan. Vanaf het midden van de 18de eeuw kwam daar verandering in. Terwijl het geboortecijfer nog een hele tijd hoog bleef, daalde het sterftecijfer toen snel.

In de Nieuwe Tijd woonde het getrouwde koppel meestal apart. Het zogenaamde kerngezin (vader, moeder en kinderen) was dus toen al meer aanwezig dan uitgebreidere huishoudens. Wel bestonden er in die tijd nog sterke solidariteitsbanden binnen de familie.

Op het Vlaamse en Brabants platteland hadden tien tot twintig procent van de huishoudens inwonend personeel. Het aantal inwonende personeelsleden was doorgaans beperkt tot een of twee personen. Het waren vooral knechten die op een landbouwbedrijf werkten, meestal jonge mensen. In stedelijke centra was er dan weer een overwicht aan vrouwelijk dienstpersoneel.

-

Links: Kraamvrouw op baarstoel, afbeelding uit het allereerste boek over verloskunde, 1513
Rechts: Georges de la Tour (ca. 1593 – 1652), De boreling (detail)


_______________________________

Wie snel over de Nieuwe Tijd wat meer wil te weten komen, kan bijvoorbeeld een van de volgende leerboeken voor studenten van het hoger onderwijs raadplegen, die in de boekhandel te koop zijn. Ook ik ontleende er verschillende gegevens aan.
– R. Vermeir (red.), Een inleiding tot de geschiedenis van de Vroegmoderne Tijd, Wommelgem, Van In, 2008.
– M. Van Os en M. Potjer, Een kennismaking met de geschiedenis van de Nieuwe Tijd, Bussum, Coutinho, derde herziene druk, 2003.
Ook een leerboek voor het vierde jaar secundair onderwijs kan bruikbaar zijn. Zo verschijnen over de Nieuwe Tijd de volgende maanden bij Plantyn Spiegelbeelden 4 (tso) en Weerspiegelingen 4 (aso).

Expo 58

2008. Vijftig jaar na Expo 58

Untitled-Scanned-01

 

In het kader van dit heilige jaar jubileumjaar ter herdenking van de Expo 58 getuigen foto’s van de aanwezigheid aldaar van de kinderen Ulens, alias de ex-Kerkomse Fetsjes, tijdens de Grote Vakantie. Ook dit is een stukje familiegeschiedenis, waarvan we de archiefstukken al na vijftig jaar vrijgeven.
 

Kopie van Expo '58 (2)


Van de expo herinner ik me nog de modernistische gebouwen, vooral de betonnen pijl van de Burgerlijke Bouwkunde, de spoetnik …
Wij waren er enkele van de meer dan 40 miljoen bezoekers en ook enkele van de ca. 39 miljoen die het Atomium niet betraden. Want op de expo – dat blijkt ook uit ‘historisch onderzoek’ – was alles duur, ook de toiletten. Ik voel nog het schaamrood bij me opkomen toen ons tweejarige zusje pipi deed in een koninklijk aangelegd, tricolore bloemenperk. (Bestond er geen foto met Marijke aan dat perkje?)

 

Expo '58 (5)
Op de loopbrug met op de achtergrond de kerktoren en ijzeren klokkentoren van
het Vaticaans paviljoen. De juiste plaats voor een groot, christelijk, Vlaams gezin
uit de jaren 50 van de vorige eeuw.

Historische vraagstelling en kerkhoven

Voor de duidelijkheid: het laatste bericht krijg je altijd eerste te lezen.
Eigenlijk had ik met dit stukje moeten beginnen, het is dus nu een tussendoortje.
 

 

Historische vraagstelling

Overweging 1

Naarmate je ouder wordt krijg je meer verleden dan toekomst en nog wat later neemt in je geheugen het verdere verleden meer en meer de overhand.


Overweging 2

Wij, de kinderen van Fetses, zijn de laatsten die nog direct de band met ons familiaal boerenverleden hebben gevoeld. Als wij niet bepaalde historische gegevens opzoeken, verzamelen en optekenen, bestaat de kans dat ze nog meer en voor altijd in de nevelen van het verleden verdwijnen. Of dat erg zou zijn, dat kan je natuurlijk betwisten.

 

Vanuit deze motieven doen we een beetje aan familiegeschiedenis.

Geschiedenis is een (poging tot) reconstructie van een verleden, die vertrekt vanuit vragen die wij vanuit de huidige tijd aan dat (voltooid) verleden stellen.

Hieronder een aantal vragen die in ons geval aan bod komen.

 

Wie waren onze voorouders?

Waar leefden ze, hoe oud werden ze, wat was hun gezinsgrootte?

Welk werk verrichtten ze? Vervulden ze daarnaast nog andere taken?

Wat was hun plaats, hun status in het dorp?

Welke relaties bestonden er met andere families en gemeenten? Met andere (grote) boerenhoven?

Hoe kwamen de Fetsen op het Hof van Male en welke Fetsen ‘boerden’ er?

Hoe geraakte de boerderij buiten werking?

Van wanneer dateerden de jongste gebouwen van de boerderij?

Wat is onze band met het Kasteel of Hof van Kerkom en met de molen?

De Kemels, hoe waren zij weer familie?

Wat is onze verwantschap met families uit Binkom (bv. De Cupere), Lubbeek, Butsel, Roosbeek …?

Sinds wanneer zijn we met het Hageland verbonden?

 

Heb jij nog andere vragen?

Wat weten we nog uit onze herinnering? (Vroeger werd er vaak gezwegen om te vergeten.)

  

Vanuit deze vraagstelling een poging tot beperkte studie:

De families Wera en Fets van Kerkom
Boerenhoven en familiale relaties in het Hageland

  


Als uitsmijter vandaag nog wat volgt.

Mijn bezoek aan een aantal kerkhoven leverde weinig gegevens op. Veel oude graven vind je er niet meer.


Kerkom
:

        Grote grafkelder van de familie Martens, de kasteelbewoners

        Grafzerk van Felix Kemels (1841-19(?)18) en Philomena Van Kelecom (1860-1948)

 Roosbeek:

Langs kerkmuur grafzerk met schilden van (wellicht adellijke) families Novarra en Van Loen

 Lubbeek:

    Graf “Familie Louis Wera-Meeus 1865-1934, 1867-1944”. In dat graf ligt ook begraven “Victoire Wera 1896-1968”

–    Ernaast graf van “Joseph Wera, echtg. An. Wera, 1895-1935”

–    Graf “Ph. Wera-Muls”, met ernaast graf “Echtgenoten Fr. Wera – Cl. Muls”

 Op de kerkhoven van Linden en Pellenberg vond ik geen gegevens.

 

 

Woordenlijst

Als je de volgende woordenlijst bekijkt, zal je snel de naam van de weblog begrijpen …

En wie geraakte er nog in de ‘boskens’?

Een woordenlijst die om aanvullingen vraagt …

Op 11-05-2013 herwerkte ik deze korte woordenlijst op basis van P. Kempeneers, Kerkom. Plaatsnamen en hun geschiedenis, Tienen, 2012.

 

TOPONYMIE – WOORDENLIJST


Kerkom omvat kadastraal drie delen:

Sectie A: Boskant

Sectie B: Bijvoorde

Sectie C: Malendries

 

Boskant

Gehucht in het noorden van Kerkom, genoemd naar de (vroegere) aanwezigheid van uitgestrekte bossen zoals het Velphovenbos.

 

Bijvoorde(n)

‘Voorde’ staat voor een doorwaadbare plaats. Paul Kempeneers constateert dat de naam van het gehucht in historische documenten bijna uitsluitend in het meervoud voorkomt. Bijvoorden zou dan ook betekenen ‘bij de (twee) voorden’, een gebied tussen twee doorwaadbare plaatsen op de Velp. De voornaamste voorde lag aan de huidige Kumtichsestraat, bij de molen. De andere lag meer stroomafwaarts.

 

Bosjes

Naam (de Boschkens) die aan het begin van de 17de eeuw gegeven werd aan stuk grond op de rechteroever van de Malendriesbeek achter het Hof ten Male omdat het bedekt was met struikgewas ten gevolge van een gebrek aan bewerking. De religieus-politiek-militaire onrust maakte het destijds voor het hof en zijn toenmalige eigenaar, het Leuvense Pauscollege, moeilijk.

 

Kortbeek

Naam die vroeger gegeven werd aan de Malendriesbeek. Deze beek ontspringt aan de Kalenberg (perceel C 35) aan de grens tussen Kerkom en Lubbeek, vloeit zuidoostwaarts en mondt in de Velp uit (tussen B 36 en B 37). Sommigen stellen dat Kortbeek van ‘korren’ (murmelen) komt, maar volgens Kempeneers staat Kortbeek in tegenstelling tot de Langebeek die naar Lubbeek vloeit.
Het Hof ten Male werd in de 16de-17de eeuw ook het Hof te Cor(t)beke genoemd.

 

Male

Een groot gebied in de omgeving van het Hof ten Male, aan de bovenloop van de Malendriesbeek. ‘Mael’ kan betekenen ‘vergaderplaats’ of ‘grensteken’ (synoniem voor mark), maar Kempeneers opteert hier voor ‘zak’, d.w.z. een laagte in het landschap.

 

Paus Collegie Huis

Andere benaming voor het Hof ten Male (of Hof te Cortbeke).

 

In deze weblog bekijkt Jan Ulens, alias Jan van Fetses, (°1944) de geschiedenis van het Hof te Cortbeke of het Hof ten Male in Kerkom, en die van de families Fets en Wera aldaar. De verhalen ervan, die stukjes van het lopende onderzoek beschrijven, waren oorspronkelijk vooral bedoeld voor familieleden. Als geïnteresseerden correcties of aanvullingen hebben, zijn die natuurlijk meer dan welkom.