Mijn overgrootvader Guillielmus Ludovicus Wera – zeg maar ‘Louis’ – moet de Kerkomse pastoors uit de tijd van zijn langdurige burgemeesterschap (1858-1909) goed gekend hebben: hij de burgemeester, zij de parochieherders; beiden woonden bovendien dicht bij de kerk.
Joannes Baptista Peeters was pastoor van eind 1830 tot begin 1861, Ghisbertus Vincx van 1861 tot 1867, Eduardus De Greef van 1867 tot 1895, en die laatste werd opgevolgd door Joannes Franciscus De Beukeleer; hij overleed te Kerkom in 1919.
Pastoor De Greef en burgemeester Wera herbouwden de pastorie.

Onlangs kreeg ik een kopie van een tekst van pastoor De Beukeleer van 18 februari 1918. Daarin beschrijft hij de twee klokken die in dat oorlogsjaar in de toren van de kerk van Kerkom hingen. Hier blijven we even bij stilstaan.
Mijn bijkomende info hierbij staat tussen rechte haakjes of in voetnoot. Met dank aan Velpeleven.
De grote klok, van 786 kilo, werd gewijd op 6 december 1905 door pastoor-deken [Joannes Baptista] Paaps [van Lubbeek], gedelegeerd door kardinaal-aartsbisschop Petrus Lambertus Goossens. Peter van de klok was G.L. Wera [burgemeester], meter G[abrielle] Martens-De Ridder [kasteeldame]. Kerkmeesters waren destijds: J[udocus] Fets [schepen, eigenaar Hof ten Male], H. Devos, L. Smeijers en A[rthur] Wera [gemeentesecretaris]; koster was J.B. Legrand.
Deze klok werd te Doornik gegoten door Marcel Michiels-Bols[1]. Ze draagt ‘een artistiek kruisbeeld en de beeltenis van St.-Martinus te peerd, een stuk zijns mantels aan eenen armen gevende’, zo schrijft De Beukeleer verder.
De tweede klok, met een gewicht van 540 kilo, werd in 1865 te Leuven gegoten door A.L.G. Van Aerschodt, oudste opvolger van A.L. Van den Gheij[2], aldus pastoor De Beukeleer. Peter was Henri Platton[3], meter Maria Christina Blijckaets[4]; pastoor was toen G. Vinckx. [De klok moest deze vervangen die door de Fransen in 1798-1799 was meegenomen.]
Als kind heb ik deze beschreven klokken niet als paasklokken horen luiden want een jaar voor mijn geboorte, in 1943 (1942?), werden ze door de Duitse bezetter naar beneden gehaald om te worden omgegoten tot kanonnen en munitie.
Op 2 april 1950 kreeg Kerkom twee nieuwe klokken.
————————————————————————————-
[1] Marcel Michiels volgde zijn vader Edward als klokkengieter in Doornik op. Edward en zijn broer Louis, afkomstig van Baal, hadden in 1860 in Mechelen een bedrijf opgericht dat gespecialiseerd was in torenuurwerken; het bestaat vandaag nog: Beiaarden en Torenuurwerken Michiels. Edward kocht later ook een Doornikse klokkengieterij op, die dus overging naar zijn zoon Marcel; ze hield op te bestaan in 1963.
[2] De Beukeleer geeft als voornamen voor Van Aerschodt ‘A.L.G.’: wellicht was A.L.J. juister voor deze Van Aerschodt (1814-1888), opvolger van de bekende Leuvense Van den Gheyns. Andreas Lodewijk Van den Gheyn (Leuven 1758-1807) – De Beuckeleer spreekt van ‘A.L. Van den Gheij’ – was de zoon van Andreas Jozef (Leuven 1727-1793). Deze laatste was zeker de belangrijkste klokkengieter van zijn familie, die afkomstig was van Nederland.
[3] Henri Platton is me niet bekend. Was hij soms familie van Albert Joseph Platton die van 1831 tot 1858 gemeentesecretaris van Kerkom was en in Tienen woonde?
[4] Maria Christina Blijckaerts/Blyckaert was getrouwd met Philippus Janssens, notaris te Tienen. Zij waren de eigenaars van het Kerkomse kasteel. Als weduwe verkocht Blyckaert dat goed in 1877 aan Edouard Martens-Delcour.
En nog dit als extra, voor wie een huidige klok van Kerkom wil horen luiden:
https://m.facebook.com/Pastorale-Zone-Sjalom-Boutersem-942084422495886/videos/de-klokken-van-de-kerk-van-kerkom-houden-ook-vol/1163630270637697/
En pas nu ontdek ik dat de heemkundige kring Velpeleven in 2019 een boek uitgaf met als titel ‘Kerken en klokken van Boutersem’ … Correcties op dit bericht volgen dus nog.
(Vragen duiken immers bij me op. Waarom dateert pastoor Beukeleers tekst juist van begin 1918?Overleefden ‘zijn’ klokken wel de Eerste Wereldoorlog?)