Missiedagen in Kerkom

Eerste helft jaren vijftig van de vorige eeuw, de avond valt, we staan in de wei die ligt aan de overkant van onze woning in Kerkom (het vroegere Hof ten Male). Een groep gelovigen luistert naar de preek van een pater, die het heeft over zonde en genade, hemel en hel, Satan en God. Zo zit dit aspect van de toenmalige missie in mijn oude parochie nog vaag in mijn hoofd.  Betrof het een donderpreek?

De volksmissie of Heilige Missie was ontstaan ten tijde van de Contrareformatie en wilde het geloofsleven in de parochie verdiepen. Ze werden om de zeven à tien jaar door de pastoor georganiseerd, deze dagen van extra godsdienstoefeningen en sermoenen. De uitgenodigde pater speelde met zijn predicatie daarbij een heel belangrijke rol. De ziel kon alleen gered worden als het zondige leven werd opgegeven, als  de christelijke deugden werden beoefend, zo hielden redemptoristen, dominicanen, minderbroeders en anderen voor.

De hieronder afgebeelde foto brengt ons van de jaren vijftig naar de tweede helft van de jaren dertig. Ook Europa trok zich moeizaam uit de toenmalige economische crisis op, extreemrechts bekoorde veel mensen, Hitler herbewapende Duitsland – vandaag weten we dat de Tweede Wereldoorlog dichtbij was.


Volksmissie in Kerkom onder het pastoorschap van Leo Laurent. De foto toont vooral jongere mensen. Ze staan op en rond de trappen van de Sint-Martinuskerk van Kerkom, wellicht bij eind van een activiteit waarvoor de jeugd was opgeroepen. De kerksuisse, Frans Hendrickx, zorgde voor de orde, hij riep op ‘tot eerbied in het huis van God’. Links naast hem erken ik mijn tante Paula Wera, geboren in 1917.
De maker van de foto, ook afgedrukt in Beeldige Boutersemse Vergelijkenissen van E. Michiels, is me niet bekend.

De kerkklokken van Kerkom

Mijn overgrootvader Guillielmus Ludovicus Wera – zeg maar ‘Louis’ – moet de Kerkomse pastoors uit de tijd van zijn langdurige burgemeesterschap (1858-1909) goed gekend hebben: hij de burgemeester, zij de parochieherders; beiden woonden bovendien dicht bij de kerk.
Joannes Baptista Peeters was pastoor van eind 1830 tot begin 1861, Ghisbertus Vincx van 1861 tot 1867, Eduardus De Greef van 1867 tot 1895, en die laatste werd opgevolgd door Joannes Franciscus De Beukeleer; hij overleed te Kerkom in 1919.
Pastoor De Greef en burgemeester Wera herbouwden de pastorie.

Inscriptie boven de ingang van de vroegere pastorie. Foto Edward Michiels.

Onlangs kreeg ik een kopie van een tekst van pastoor De Beukeleer van 18 februari 1918. Daarin beschrijft hij de twee klokken die in dat oorlogsjaar in de toren van de kerk van Kerkom hingen. Hier blijven we even bij stilstaan.
Mijn bijkomende info hierbij staat tussen rechte haakjes of in voetnoot. Met dank aan Velpeleven.

De grote klok, van 786 kilo, werd gewijd op 6 december 1905 door pastoor-deken [Joannes Baptista] Paaps [van Lubbeek], gedelegeerd door kardinaal-aartsbisschop Petrus Lambertus Goossens. Peter van de klok was G.L. Wera [burgemeester], meter G[abrielle] Martens-De Ridder [kasteeldame]. Kerkmeesters waren destijds: J[udocus] Fets [schepen, eigenaar Hof ten Male], H. Devos, L. Smeijers en A[rthur] Wera [gemeentesecretaris]; koster was J.B. Legrand.
Deze klok werd te Doornik gegoten door Marcel Michiels-Bols[1]. Ze draagt ‘een artistiek kruisbeeld en de beeltenis van St.-Martinus te peerd, een stuk zijns mantels aan eenen armen gevende’, zo schrijft De Beukeleer verder.
De tweede klok, met een gewicht van 540 kilo, werd in 1865 te Leuven gegoten door A.L.G. Van Aerschodt, oudste opvolger van A.L. Van den Gheij[2], aldus pastoor De Beukeleer. Peter was Henri Platton[3], meter Maria Christina Blijckaets[4]; pastoor was toen G. Vinckx. [De klok moest deze vervangen die door de Fransen in 1798-1799 was meegenomen.]

Als kind heb ik deze beschreven klokken niet als paasklokken horen luiden want een jaar voor mijn geboorte, in 1943 (1942?), werden ze door de Duitse bezetter naar beneden gehaald om te worden omgegoten tot kanonnen en munitie.
Op 2 april 1950 kreeg Kerkom twee nieuwe klokken.
————————————————————————————-

[1] Marcel Michiels volgde zijn vader Edward als klokkengieter in Doornik op. Edward en zijn broer Louis, afkomstig van Baal, hadden in 1860 in Mechelen een bedrijf opgericht dat gespecialiseerd was in torenuurwerken; het bestaat vandaag nog: Beiaarden en Torenuurwerken Michiels. Edward kocht later ook een Doornikse klokkengieterij op, die dus overging naar zijn zoon Marcel; ze hield op te bestaan in 1963.

[2] De Beukeleer geeft als voornamen voor Van Aerschodt ‘A.L.G.’: wellicht was A.L.J. juister voor deze Van Aerschodt (1814-1888), opvolger van de bekende Leuvense Van den Gheyns.  Andreas Lodewijk Van den Gheyn (Leuven 1758-1807) – De Beuckeleer spreekt van ‘A.L. Van den Gheij’ – was de zoon van Andreas Jozef (Leuven 1727-1793). Deze laatste was zeker de belangrijkste klokkengieter van zijn familie, die afkomstig was van Nederland.

[3] Henri Platton is me niet bekend. Was hij soms familie van Albert Joseph Platton die van 1831 tot 1858 gemeentesecretaris van Kerkom was en in Tienen woonde?

[4] Maria Christina Blijckaerts/Blyckaert was getrouwd met Philippus Janssens, notaris te Tienen. Zij waren de eigenaars van het Kerkomse kasteel. Als weduwe verkocht Blyckaert dat goed in 1877 aan Edouard Martens-Delcour.


En nog dit als extra, voor wie een huidige klok van Kerkom wil horen luiden:
https://m.facebook.com/Pastorale-Zone-Sjalom-Boutersem-942084422495886/videos/de-klokken-van-de-kerk-van-kerkom-houden-ook-vol/1163630270637697/

En pas nu ontdek ik dat de heemkundige kring Velpeleven in 2019 een boek uitgaf met als titel ‘Kerken en klokken van Boutersem’ … Correcties op dit bericht volgen dus nog.
(Vragen duiken immers bij me op. Waarom dateert pastoor Beukeleers tekst juist van begin 1918?Overleefden ‘zijn’ klokken wel de Eerste Wereldoorlog?)


De molenaars Kemels in Vlaams-Brabant en Antwerpen

Molenaars waren eeuwenlang een speciaal soort mensen. In hun zoektocht naar een geschikte water- of windmolen waren ze niet bang om hun woning, dorp of streek te verlaten. Hun specifieke beroep vereiste inzet, technische kennis en geld. Het pachten, kopen of bouwen van een molen was een dure en riskante onderneming; bij succes was het wel een bron van goed gewin.

Twee takken van mijn voorouders waren eeuwenlang molenaars: Geens en Kemels. De Geensen, afkomstig van Zaventem en omgeving, waren in vele Hagelandse dorpen actief (zie categorie ‘Familie Geens en verwanten’). Ook de molenaars Kemels (zie categorie ‘Familie Kemels en verwanten’) waren in dat Hageland aanwezig: uiteraard in Kerkom, het dorp waarin ik als kind woonde, en ook bijvoorbeeld in Vissenaken en Pellenberg. In dat laatste dorp kocht Joannes Baptista Kemels in 1769 de windmolen gebouwd door de Leuvense gasthuiszusters.  Bij de zoektocht naar diens voorouders belandde ik enkele jaren geleden in de provincie Antwerpen. Met de hulp van genealogen als Lodewijk Mertens, Danny Matthé en Fons Verwimp raakte ik wegwijs in hun familieverbanden. De laatste weken raadpleegde ik daaromtrent zelf meer archiefstukken en bracht ik nieuwe gegevens aan op mijn Geneanet-stamboom (https://gw.geneanet.org/julens_w?lang=nl&m=S&n=Kemels&p=).


Mijn voorouders Kemels, molenaars, in opgaande lijn:

Joannes Baptista Kemels (°Linden-Lubbeek 1811 – †Kerkom-Boutersem 1892, (betovergrootvader), watermolen Bijvoorde-Kerkom
Philippus Lambertus Kemels (°Pellenberg-Lubbeek 1787 – †Pellenberg 1814),
Gasthuismolen Pellenberg, windmolen (eigendom ouders) 
Joannes Baptista Kemels (°Wezemaal-Rotselaar 1744 – †Pellenberg 1814),
Gasthuismolen Pellenberg (aankoop 1769)  – zie ook 1
Lambertus Kemels (°Vorselaar 1714 – †Tielen-Kasterlee 1781),
watermolen Tielen (aan de Aa gelegen)  – zie ook 2
Cornelius Kemels (°Noorderwijk-Herentals 1686 – ???),
Heimolen Schoten (bij Antwerpen), windmolen (en later ook in Sint-Pieters-Rode?)
Walterus Kemels (°Schriek? – †Noorderwijk 1696),
Gasthuismolen Noorderwijk, windmolen  – zie ook 3

(1) Joannes Baptista was in 1794 partij bij de aanvraag voor de bouw van een graanwindmolen in Westerlo – hij had blijkbaar in Pellenberg goed ‘geboerd’!

(2) Het eerste kind van Lambertus Kemels, Joannes Baptista, werd in 1744 te Wezemaal geboren. Het dorp had toen een water- en een windmolen. Misschien was Lambertus hier, voor zijn komst in Tielen, een tijd in een van die molens werkzaam. De voorganger van zijn zoon Joannes Baptista op de Gasthuismolen in Pellenberg, Martinus Wauters (x Josina Van Camp), was voordien ook molenaar in datzelfde Wezemaal.
Lambertus Kemels trouwde met Anna Wouters. Haar vader Adrianus (1681-1759) pachtte decennialang (1716-1745) de Buulmolen van Olen (windmolen). Diens vader, met dezelfde voornaam, was meier van het naburige Noorderwijk, alleszins van 1634 tot 1648.

(3) Na het overlijden van Walterus Kemels hertrouwde zijn vrouw Catharina Peeters met Lambertus Lambrechts (1669-1749), molenaar in Noorderwijk (Gasthuismolen), Gierle, Wechelderzande en Zoersel. Zijn broer Joannes trouwde met Joanna Kemels, dochter van Walterus en Catharina; ook hij was op dezelfde plaatsen als molenaar actief, wellicht ook in Schoten (Heimolen). Ook de vader van deze broers, Cornelius, was molenaar.
Twee zonen van de genoemde Lambertus Lambrechts, Jan en Lambert, kochten in 1774 de windmolen van Zoersel van molenaar Jozef Huypens.


In mijn vorige stukjes over Kemels gaf ik al  info over enkele molens (Kerkom, Vissenaken, Pellenberg, Lovenjoel, Tielen). Hierna volgen nog wat gegevens over de hierboven genoemde molens van Schoten, Noorderwijk en Olen. Bron: www.molenechos.org – met dank. 

Schoten: Heimolen, Schotenmolen, Molen van Villers
Het was een houten korenwindmolen (op staak), gebouwd voor 1683. Hij bevond zich op het toenmalige Molenveld, het Schotenhof; Grote Singel 37, 2900 Schoten.
De abdij van Villers verkocht in 1794 de molen aan ‘burgermensen’.
In 1889 werd de molen gesloopt en overgebracht naar een perceel aan de Kanaallei. Daar werd hij in 1903 vervangen door een nieuwe stenen stellingmolen, waarvan nu nog een deel zou bestaan.
Cornelius Kemels (°1686) was op deze Heimolen ooit de molenaar.

Noorderwijk (Herentals): Kleine Molen, Veldmolen, Stadsmolen, Gasthuismolen
De molen bevond zich aan de zuidzijde van Heesveld (nr. 20) in Noorderwijk (zuiden van huidige Herentals).
Deze korenwindmolen werd in 1482 gebouwd; eigenaar was het Gasthuis van Herentals.
In 1895 werd hij gesloopt.
Pachters waren onder anderen de hierboven al genoemde
– Wouter Kemels (x Catlijn Peeters): van 1689 tot 1698;
– Lambrecht Lambrechts: van 1698 tot 1711, vertrok dan naar Gierle;
– Jan Lambrecht (x Joanna Kemels): van 1712 tot 1714.

Olen: Buulmolen
De molen bevindt zich aan de zuidzijde van de Industrielaan, schuin tegenover de Sluizenstraat, in het gehucht Buul, gelegen aan de zuidzijde van het Albertkanaal.
Deze korenwindmolen (op staak met gesloten voet) werd voor 1362 gebouwd. Hij stond oorspronkelijk op Hoogbuul, ten noorden van het latere Albertkanaal.
Eigenaars waren de heren van Wezemaal en de Merode van Westerlo.
Vandaag is het een beschermd monument, met de gemeente Olen als eigenaar.
Van deze Buulmolen was Adrianus Wouters, schoonvader van Lambertus Kemels, bijzonder lang de pachter: van 1716 tot 1745. Hij moet dat, ook tot eigen financieel succes natuurlijk,  goed gedaan hebben; met de rentmeesters had hij een goede relatie.
Maar ook leed was Adriaans deel, zo schrijft Molenecho’s. Zijn ongehuwde broer Joannes, die op de molen werkte en woonde, werd op 22 juli 1725 door weversgasten vermoord. Twintig jaar later, op 11 juli 1744, brandde de molen af, maar hij werd binnen het jaar terug opgebouwd. In datzelfde jaar, op 8 augustus 1745, werd zoon Joannes Antonius op de molen neergeschoten door een buur die toen soldaat was.


Van dingen, toestanden en mensen die tot de verleden tijd behoren, kunnen mensen gaan houden, er zelfs een mythe van maken, zo zei auteur Monica Van Paemel onlangs op radio Klara. Molens met hun omgeving behoren daar zeker toe. Hierbij moet ik dan denken aan mijn overleden neef Paul Bauters met zijn uitgebreide onderzoek rond molens en de (dikke) boeken die hij daarover schreef. Toen zijn vrouw Dina Ulens in 2020 overleed, gingen de wieken van enkele Oost-Vlaamse molens in rouwstand –  mooi toch.

Mijn kinderjaren in Kerkom (5)

Bezoekers op het hof

Toen mijn ouders op 30 september 1943 trouwden – de foto’s liggen hier voor me – waren bijna alle ooms en tantes op het Hof ten Male aanwezig. Mijn vier grootouders waren eveneens present. Al was het oorlog, er was genoeg eten voor twee dagen feest, voor familie en buurt.

In mijn kinderjaren komen er, buiten de speelkameraden (van wie er enkele in Butsel wonen), niet zoveel mensen op het hof. Bevriende buurvrouwen, zoals Maria van ‘Varlowies’, maken er wellicht een praatje op rustige momenten als wij, kinderen, er niet zijn.
Veel familieleden wonen veraf, althans voor de jaren vijftig; met het openbaar vervoer naar Kerkom reizen is moeilijk. Mijn kozijn Marc ‘van Ninove’ raakt er wel. Onversaagd gaat hij als jonge man, hij die toch een stadsjongen is, de strijd met wespen aan. Een gat in de stam van een appelboom waar ze een nest hebben, pleistert hij dicht – dat is durven. Nog jaren later doet de vaal geworden plek in de boom me aan Marc denken; hij overleed in 2016.

Op een herfstdag zit er veel jong volk aan onze eettafel. Haas staat op het menu. Mijn kozijns uit Binkom vinden wild blijkbaar heel lekker, wij wat minder. De oudere en wijze Marc – hier die ‘van Binkom’ uiteraard – wijst zijn broers erop dat ze moeten uitkijken voor hagelkorrels.
Hazen en fazanten krijgen we als vergoeding voor de jacht op onze gronden. Zo brengt Brabants gouverneur de Néeff, uitgedost in jachttenue, twee keer per jaar wild aan onze deur. Het blijft evenwel vaak te lang in de kelder liggen rijpen of het gaat naar de buurt. Papa lust geen wild en mama kijkt misschien op tegen het extra werk.

In het najaar als de pacht betaald moet worden, komen boeren na het avondeten langs. Ze blijven lange tijd zitten terwijl wij ons in de eerder kleine woonkamer geremd voelen in onze bewegingen. Bij het gesprek, dat maar langzaam vordert, klagen ze steevast over de slechte grond die ze moeten bewerken: ‘Stenen, te veel stenen liggen erop.’ Ondertussen kruipt een van mijn broers ongezien onder de stoel van de gast en hij brengt er een merkteken op aan. De boeren dragen immers niet hun zondagse pak maar iets dat afgedragen is en ruikt naar aarde en stal. De bewuste stoel wordt enkele dagen gemeden.

Een heel ander soort bezoeker is Maria Dechamps. Deze juffrouw werkt als verpleegster in dienst van het Nationaal Werk voor Kinderwelzijn en rijdt met haar auto de dorpen af. Wij weten dat zij verre familie is. Als ze op het hof komt, maant mama ons aan om braaf te zijn. Later vernam ik dat Maria’s grootmoeder Leonie Van Hellemont-Kemels (ja, die van de brouwerij van Lubbeek) de jongere zus was van mijn overgrootmoeder Justine Wera-Kemels. Ook las ik dat Maria in de Tweede Wereldoorlog een belangrijke rol speelde in de opvang van joodse kinderen. In de grote villa, die haar grootouders Dechamps in Lubbeek vooraan in de Binkomstraat hadden gebouwd, gingen broer Bert en ik na ons vormsel op ‘visite’.

Een paar keer per jaar staat een waardige heer aan onze deur. Als hij zijn valies opent zie ik er allerlei spullen in liggen zoals ondergoed, washandjes, veters, schoensmeer enzovoort, die hij te koop aanbiedt. Ik hoor dat deze man na de oorlog zijn baan als onderwijzer moest opgeven.
Merkwaardig toch hoe we thuis en op school over die pas beëindigde oorlog zo weinig vernamen … Vergeten en verder doen? Natuurlijk maakte Kerkom gelukkig, voor zover ik weet, geen gruweldaden mee. Tante Paula sprak zelfs met respect over de ‘beleefde’ soldaten en officieren die een tijd op het hof kwartier hadden. En we hoorden vertellen over Rikske, de Brusselse jongen die op de boerderij kwam aansterken, tijdens en vlak na de oorlog; van hem bezitten we nog foto’s.

Op een vooravond komen twee jonge kerels gepakt per fiets aanrijden. Ze stellen zich voor als Hollanders en vragen of ze kunnen overnachten. Hoe zijn die buitenlanders in het onooglijke, afgelegen Malendries verzeild geraakt? En is reizen op die manier mogelijk? De mannen slaan hun tent in de wei op en ik ga slapen met een vreemd, internationaal gevoel. ’s Anderendaags maken ze een groepsfoto van de aanwezige kinderen en rijden ze onze wereld weer uit. De foto, die ze ons per post bezorgden, blijft voor mij een ontroerende getuigenis van een andere tijd.

Het gebeurt dat juist voor het middageten – louter toeval – een bedelmonnik binnenkomt. Zo zie ik in 1955 een franciscaan in de woonkamer zitten, in bruine pij. Hij bidt en zegent ons mama, die na haar vijf jongens toch graag ook nog een meisje zou hebben. De zegening is succesvol. Een jaar later wordt een dochtertje geboren. We zijn dan met zes kinderen, een waar kroostrijk gezin.

Uiteraard komen ook Sinterklaas en de paasklokken ons, brave kindjes, bezoeken. Ik schrijf er hieronder nog over.

Bijzondere momenten en gebeurtenissen

In de beemd langs de Malendriesbeek – of de Kortbeek, in Kerkom ook (foutief) de Langebeek genoemd – zoeken we ’s morgens, met een korfje in de hand, in het nog natte gras naar verse paddenstoelen. De speciale reuk die opsteeg uit de braadpan blijft in me zitten.

Bij onweer kan het er tussen de hoevegebouwen erg aan toegaan. De donder klinkt zwaar en galmt dof na, alsof hij kwaad is. We wachten in de woonkamer, lichtjes bevreesd maar toch geborgen, het einde van het natuurgeweld af. Daarna ruikt de omgeving alsof ze fris werd gekuist.

Bij onze buren Claes staat er wat te gebeuren: er moet een nieuwe waterput komen. Een mij onbekende man wandelt met een stokje in de hand heen en weer. Hij zoekt met zijn wichelroede naar water in de grond en na enige tijd wijst hij de plaats aan waar gegraven moet worden. Tot laat in de avond komen emmers met aarde naar boven, af en toe ook de moedige putdelver zelf, die langs het dikke touw daarna weer naar beneden daalt.
Ik vroeg me wel eens af of ons pompwater ooit op kwaliteit werd gecontroleerd; de beerput en vroeger ook de mesthoop lagen in de nabijheid ervan.

Als de eerste helikopter over het hof vliegt, loop ik naar de rieten stoel waarin moeke tegen de buitenmuur van de woning zit. Opgewonden wijs ik naar het nieuwe soort vliegmachine. Hoorde grootmoeder ook nog het voor ons nieuwe, zware geluid van de eerste maaidorser die achter de beek op de Muizenakker het oogstwerk overnam? Wellicht niet. Ik zie me er nog naartoe lopen maar op de nodige afstand halt houden. Het was een vreemd gezicht: het kolossale, ronkende gevaarte vloekte met het pastorale oogstveld waarvan het bezit nam.

De komst van Sinterklaas blijft voor mij elk jaar een wonderbaarlijke gebeurtenis. ’s Morgens vroeg daal ik langs de trap schoorvoetend naar beneden. De woonkamerdeur staat op een kier, ik durf haast niet te kijken … maar de Sint is ook dit jaar echt gekomen! Het hart is verblijd. Toch is het speelgoed niet overdadig, maar we zijn op dat vlak niet veel gewend. Mini-misgerei maakt van mij bijna een echte pastoor, en mijn broers schikken zich in de dienende rol van misdienaar of suisse. Misbruik van het eerstgeboorterecht?
Wanneer de paasklokken van Rome terugkeren, gebruiken ze voor het droppen van hun eieren ‘de hof’ (groentetuin) als favoriete landingsplek. We vinden ze er in nestjes. De dagen nadien blijf ik zoeken naar verloren gevallen eieren. Het kan toch niet dat ze allemaal vanuit de lucht zo dicht bij elkaar neerkwamen!
Dat Sinterklaas uiteindelijk niet echt blijkt te bestaan, kan ik vrij makkelijk aanvaarden – ik ben dan ook al geen klein kind meer. Maar dat volwassenen een spel spelen met gewijde klokken, die toch in de kerktoren hangen en religieus zo belangrijk zijn, kan ik moeilijk begrijpen. Is dat geen zwaar misbruik of zelfs heiligschennis?
Actuele bedenking: Moge Sinterklaas blijven bestaan, met of zonder (zwarte/blanke/witte) pieten, en laat de paasklokken ook nog maar over onze tuinen en huizen vliegen! De magie en het geluk die deze feesten voor kinderen brengen zijn groot, de latere ontgoocheling lost zichzelf wel op.

Een feit van een heel andere aard. Op een goede morgen staat er voor onze toegangsgrille een nieuwe kleine auto. Ik meen te verstaan dat een aanbidder van tante Paula hem daar als geschenk achterliet. Wat zit daar allemaal achter? Het voelt aan als verdacht, louche en gevaarlijk. De poort blijft die dag gesloten. ’s Anderendaags is de auto verdwenen.

Broer Luc klimt hoog in de grote notenboom. Vanop een tak durft hij weleens als een vogel zijn gevoeg te doen – dat wordt althans verteld. Op het moment dat een auto de oprit indraait, valt Luc naar beneden, al tuimelend van de ene dikke tak op de andere. Machteloos zie ik het gebeuren. Gelukkig komt broerlief ongedeerd op de grond terecht.

Met mijn handen ben ik niet zo vaardig. Toch slaag ik er op een dag vrij behoorlijk in een kleine katapult te maken. Ik probeer hem uit op vogels die in de vroege herfst op de elektriciteitsdraad langs de straat samenkomen … en eentje ervan valt morsdood naar beneden. Dat was niet mijn bedoeling, en met mijn zwakke kunde kon ik hem toch niet raken! Tot overmaat van ramp is het een zwaluw. Deze vogels zijn deel van mijn leven, elke lente zoeken ze na hun terugkeer uit Afrika hun oude nesten in de stallen op. En nu vermoord ik een van hen, ik die vogeleieren, hoe verleidelijk ook, (vrijwel) altijd in hun nest laat liggen! Maandenlang blijft mijn geweten opspelen.

Aangenaam is het zitten op het ‘gemak’ gelegen tussen varkens- en koeienstal, met de gemeenschappelijke beerput eronder. De houten plank met gat erin zit goed en in de zomer blijft het er koel; de driekwart deur, zonder het traditionele hartje op ooghoogte evenwel, zorgt bovendien voor permanente verluchting. Kranten en tijdschriften dienen er als wc-papier, maar bieden ook uren leesplezier. Bij mijn familie in Binkom hangt dat papier al, in kleine vierkantjes gesneden, aan een haakje. Daar ligt men inzake moderniteit voorop, zo voel ik het aan, maar het maakt lectuur wel moeilijker. Legde onze wc, rustig gelegen, de kiem van mijn, weliswaar bescheiden, intellectuele belangstelling?

Cortbeke van Skynet Blogs naar WordPress

Beste lezer

Je hoorde er wellicht al van: Skynet Blogs stopt ermee. Mijn Cortbeke-blog over mijn familiegeschiedenis bracht ik ondertussen over naar het WordPress-platform.
Het geheel van de lay-out vraagt aanpassingen. Vooral rond beeldmateriaal kwam er heel wat storende witruimte. Dat bijwerken valt niet mee, zo ondervond ik al. Mag ik de nodige tijd ervoor uittrekken?

Groeten
Jan Ulens