HET HERENDAALHOF IN LUBBEEK

 

Abdij van Park, cijnskaart van (zuidwesten van) Lubbeek 1665, kaart 98, p. 140-141 (3).JPG
Uit het kaartboek van de Parkabdij, 1665, kaart 98 (detail)


Naar Stefan Van Lani, ‘Abdij van ’t Park: pachthoeven en landbouwdomeinen’, Vrienden van de Abdij van ’t Park, 1999, p. 127-138.

Toen voorvader Henricus (Hendrik) Wera in 1699 pachter werd van het eeuwenoude Herendaalhof in Lubbeek, was de Parkhoeve pas heropgebouwd, nadat Franse soldaten ze in de as hadden gelegd.

‘Herendaal’ betekent het dal van de heren, de Parkkanunniken van Heverlee. In dit Lubbeekse gehucht, dicht bij Pellenberg gelegen, had de norbertijner abdij van Park (opgericht in 1129) sinds het midden van de dertiende eeuw een meier en een laathof. Vanaf 1297 is er sprake van een hof of hoeve. Van bij het begin werd ze, bij gebrek aan lekenbroeders, in pacht gegeven. De toenmalige abt, afkomstig van Lubbeek, liet achter de hoeve een buitengoed oprichten, met grote ontvangstzaal en kapel.
Witheren van Park waren in Lubbeek ook parochiepriester. De abdij inde er de tienden en genoot er de kerkelijke inkomsten.

In de 16de-17de eeuw had de Herendaalhoeve, de onbeschermde eigendom van een belangrijke instelling, het vaak zwaar te verduren: brand, onlusten, oorlog, verval door leegstand. De Parkabt werd de investeringen beu en liet zijn herenwoning grotendeels afbreken.
Tijdens de Negenjarige Oorlog, die een Europees conflict was, brandden Franse soldaten van Lodewijk XIV in 1693 de hoeve plat. De heropbouw duurde tot 1698 en bepaalde grotendeels het huidige uitzicht van het hof. Paulus (Pauwel) Taverniers was er toen pachter. Na zijn overlijden in 1699 werd Hendrik Wera de nieuwe pachter. Hij trouwde met Taverniers’ weduwe, Catharina Schoensetters.

IMG_0567.JPG
Maquette van het Herendaalhof zoals het eruitzag voor de Eerste Wereldoorlog


Het Herendaalhof was een grote bedoening. In 1653 omvatten de gebouwen en de omringende boomgaard 2,5 ha. Voor het hof strekte zich een groot aaneengesloten akkerblok van circa 40 ha uit. Het gehele hoevedomein besloeg 122 bunder of 161 ha. Daarvan exploiteerde bijvoorbeeld Jaak de Vroey, pachter van 1673 tot 1696, 52 bunder (1 bunder = ca. 1,3 ha). Het beheer van zo’n bedrijf was geen klein bier. 

In 1660 omvatte het domein van de Parkabdij 3 300 ha (waarvan 57 % akkers), verspreid over 130 dorpen. Het was een megaonderneming, maar toch erg kwetsbaar in tijden van crisis en oorlog.

Met haar pachters sloot de abdij overeenkomsten (gewoonlijk voor een termijn van negen jaar) die gedetailleerd de modaliteiten van de uitbating bepaalden. Anderszijds genoten de pachters vaak generaties lang het vertrouwen van de abdij. Hun familieleden waren meestal ook landbouwers met aanzien, en hun zonen en dochters trouwden met andere rijke pachterskinderen.
Hendrik Wera, Herendaalpachter van 1699 tot 1731, betaalde jaarlijks 41 mudde graan en voor de weiden in baar geld 80 gulden. Voor de gebouwen rekende de abdij 60 gulden aan. Enkele bijkomende percelen weiland kostten de pachter elk seizoen 27 gulden. In natura leverde de huurder elk seizoen een vet varken en een zekere hoeveelheid walmen stro, latten en roeden. Jaarlijks werden van hem met wagen en vier paarden twee transportkarweien naar Namen of Fleurus verwacht ofwel de betaling van twaalf gulden voor iedere niet uitgevoerde rit. Naar oude gewoonte moest Hendrik het convent elk pachtjaar ‘loffelijck tracteeren’ op een maaltijd. Op nieuwjaarsdag zakten de boeren uit de omtrek af naar het pachthof, sinds lang het centrum van het plaatselijke abdijgoed, om er aan de rentmeester van de abt hun cijnzen en huren te betalen.

In 1727, tegen het einde van Hendriks derde pachttermijn, viel een gedeelte van de oude schuur in en werd een nieuwe, de nu nog bestaande, opgebouwd. Enkele jaren later, in 1731, werd Hendrik opgevolgd door zijn zoon Guillelmus (Willem), die het hof meer dan een halve eeuw lang  uitbaatte tot aan zijn overlijden in 1786. Nadien zette zijn weduwe Anna Stroobants de uitbating nog twaalf jaar alleen voort.
Ondertussen stonden onze gewesten evenwel onder Frans bewind en op 1 februari 1797 werd de abdij van Park gesloten. Op 6 juni 1798 werd de Herendaalhoeve als ‘domaine national’ verkocht aan Simon Buron, gewezen provisor van de Parkabdij. Hij droeg het goed later over aan de in een associatie verenigde resterende Parkheren, die het bedrijf als vanouds verpachtten. In 1822 trad Jacobus Scheys als pachter aan. Met een areaal van 67 ha bleef Herendaal de grootste landbouwexploitatie in Lubbeek.
In 1849 verkocht de Parkabdij, die in 1836 was heropgericht en het niet makkelijk had, Herendaal aan baron Dieudonné uit Korbeek-Lo. Nadien werd baron de Troostenberg de eigenaar en hij verkocht de hoeve in 1890 aan de toenmalige pachter Petrus Josephus Theys-Scheys. Ook vandaag is deze familie nog eigenaar en uitbater van de hoeve.

In het woonhuis en de aanpalende stallingen herinnert het opschrift AVE MARIA ANNO 1698 aan de voltooiing van de heropbouwwerken na de vernielingen door de Fransen. Aan de monumentale driebeukige langschuur (28 m lang en 12 m breed) verwijst het opschrift ANNO 1727 naar het bouwjaar.

 

Herendaal Lubbeek (6).JPG

Herendaal Lubbeek (5).JPG

 

 

 

 


Zie ook:

De Herendaalhoeve. Brochure ter gelegenheid van de Open Monumentendag 1997 in de gemeente Lubbeek, Heemkring Libbeke.

S.F. Maes, De oude pachthoeven van de norbertijnenabdij van ’t Park in Heverlee in Vlaams-Brabant, 1973.

E. Van Ermen e.a., Het kaartboek van de Abdij van Park 1665, Brussel, 2000.

www.herendaelhof.be

 

Herendaal op de Ferrariskaart.JPG
Het Herendaalhof op de Ferrariskaart, 1776