Postuum gesprek met Lambertus Henricus Fets

Postuum gesprek met overgrootvader Henricus Fets

(Allerheiligen, 1 november 2008)       

 

Jan v. F.: “Sommige kinderen uit onze familie hebben nog een overgrootvader en/of -moeder. Ik heb zelfs nooit wat over je gehoord, en dus bestond je tot voor kort voor mij ook niet. Hoe kwam dat?”

Henricus F.:  “Wellicht omdat je mama, en ook je tante Paula, mij nooit hebben gekend. Je mama Maria, mijn kleindochter, werd geboren in 1914 en ik was al gestorven in 1891. En over pijnlijke zaken zwegen de mensen vroeger. Het moet daar in de Mariamaand van 1891 voor mijn kinderen Edward en Celestine een heel droeve tijd geweest. Amper veertien dagen na mijn overlijden stierf immers ook mijn vrouw Rosalie. Mijn broer Judocus – wij noemden hem Docus – gaf ons beider overlijden op het Lubbeekse gemeentehuis aan, zo las jijzelf in de registers van de burgerlijke stand.”

Jan v. F.:  “Je was dus, zo achterhaalde ik, een zoon van onze betovergrootvader Lucas uit Breisem?”

Henricus F.:  “Jawel, ik was de vijfde van de negen kinderen van vader Lucas en moeder Maria. Op 11 mei 1838 werd ik op de boerderij in Breisem geboren, ja, in de toenmalige Kruisboomstraat, niet ver van de kapel. Mijn grootvader Matthijs had zich vanuit Glabbeek daar als boer gevestigd.”

Jan v. F.:  “Wat is dan je band met Kerkom, Rik?”

Henricus F.:  “Toen mijn vader Lucas er al aan dacht het met werken wat kalmer aan te doen, nam hij van zijn broer Franciscus het Hof ten Male in Kerkom over. Nonkel Francis had door zijn huwelijk die oude boerderij in Malendries verworven. Je weet misschien dat hij in Kerkom een aanzienlijk man was, hij was er ook de eerste burgemeester na de Revolutie van 1830. Die grote Kerkomse bedoening stond mijn pa wel aan. Eind 1856 volgde ik als achttienjarige dan ook mijn ouders naar Kerkom, samen met een broer en twee zussen. Mijn oudste zus en oudste broer én onze toen 13-jarige Judocus bleven in Breisem achter. We verdeelden dus onze krachten over twee boerderijen.”

Jan v. F.: “Je werkte dan op het Hof ten Male?”

Henricus F.: “Ik heb er vele jaren hard gewerkt, als ‘landwerkman’. Bovendien werd ik er met verschillende overlijdens geconfronteerd. Een hele tijd moest ik het er zelfs rooien als de enige mannelijke Fets, weliswaar met de hulp van een paar knechten. In november 1873 trouwde ik met Rosalie Stroobants, de dochter uit een groot Kerkoms boerengezin. Ik bleef op het Hof ten Male voortwerken en zij bleef nog een tijd bij haar ouders inwonen, waar ze twee dochters baarde. Ons eerste kind stierf helaas al de dag na de geboorte. De dood was onze permanente gezel. God zij geloofd.”

Jan v. F.:  “Maar hoe geraakte je dan in Lubbeek verzeild?”

Henricus F.:  “Wel … Ik praat daar eigenlijk liever niet over … In juli 1877 verhuisde ik met vrouw en dochter naar het Heideke in Lubbeek. Twintig jaar had ik op het Hof ten Male geleefd en gewerkt, maar kom. Mijn twee broers uit Breisem kwamen naar Kerkom over: Ludovicus, maar die overleed al een jaar later, en Judocus. Geen kwaad woord over onze Docus, maar het had ook anders kunnen lopen. Gedane zaken nemen echter geen keer.

Jan v. F.:  “Ik heb nooit geweten dat daar op de hoeve van Van Kelecom ooit een van mijn voorvaders woonde. Vertel eens iets over Lubbeek?”

Henricus F.:  “De boerderij die je kent als die van Van Kelecom, pachtte ik. Mijn voorgangers daar waren mensen uit de familie Wera. Familie die je zeker kent want mijn dochter en jouw grootmoeder Celestine trouwde met een Wera. Van de hoevegebouwen uit mijn tijd blijft nu wel niets meer over. Celestine werd daar in 1879 als ons vierde kind geboren, na zoon Edward.”

Jan v. F.:  “Toen jullie stierven was Celestine 12 jaar. Hoe oud waren jullie?”

Henricus F.:  “Ik was 53, mijn vrouw 48. Ik wil toch nog eens zeggen dat ik blij was dat Celestine een thuis vond op Hof ten Male, zo leefde er daar van mij toch nog iets verder. Jan, probeer eens te achterhalen waaraan wij stierven? Of laat maar, het was Gods wil. Toch hadden we zo graag nog een tijd voor onze kinderen gezorgd.”

Jan v. F.: “Rik, je was blijkbaar een godvruchtig man?”

Henricus F.: “Ja, godsdienst was heel belangrijk voor mij, voor onze hele familie en voor de meeste van mijn dorpsgenoten. Daarom was ik ook lid van de derde orde van Sint-Dominicus en van de kerkraad van de Sint-Martinusparochie van Lubbeek.”

Jan van F.:  “Overgrootvader, we hebben van jou geen foto noch veel andere restanten. Of zat er wat in de kasten? … Graag kreeg ik een handtekening van jou. En hartelijk bedankt voor dit laattijdige gesprek.”

Henricus F.:  “Een handtekening dat lukt wel, kunnen schrijven was een beetje een traditie bij ons. Zorg ervoor dat je familieleden onze geschiedenis onderhouden en stel hen, als je wilt, nog een paar vragen over ons.”

Lambertus Henricus Fets

Jan van F.: “Nogmaals dank!”