Familie Ulens en Wereldoorlog I (2)

Zoals ik in mijn vorig bericht al schreef, had kardinaal Mercier, aartsbisschop en symbool van het patriottisch verzet, het plan opgevat om een groot werk te schrijven over de Belgische katholieke kerk ten tijde van de Eerste Wereldoorlog. Het boek verscheen evenwel nooit, wel bleven de verslagen bewaard die de pastoors in 1919 op vraag van Mercier over de oorlogsgebeurtenissen in hun parochie maakten. Zo bevindt zich in het archief van het aartsbisdom in Mechelen ook het verslag van de Sint-Jan-Baptist-parochie van Binkom. Het werd samengesteld, in een schoolschrift, door pastoor Armand Van Nerum (1875-1926) in samenwerking met oud-pastoor Eugeen De Bie (1834-1925) en schoolhoofd Jan Ulens (mijn grootvader). Het Binkomse parochieverslag werd samen met die van Linden, Lubbeek en Pellenberg uitgegeven in Lubbeekse Historische Tijdingen, nummer 10/2014. Voor Binkom staat daarin ook het voorafgaande verslag van pastoor De Bie van 12 maart 1915, met als titel ‘Oorlog van Duitsland tegen België (1914-1915)’.

32 - Binkom, verslag WO I (3)
Zo begint het Binkomse parochieverslag van 1919.

Toen de Duitsers in augustus 1914 oprukten zagen de bewoners van Binkom eerst vluchtelingen voorbijtrekken, velen volgden hun voorbeeld. Nadien kwamen de Duitse soldaten. Het dorp bleef gelukkig gespaard van moordpartijen, wel werden twee huizen platgebrand. In september gebeurde dat ook met de hooggelegen windmolen van Alfons Lemmens (op de Molenberg); deze molen was het werkterrein geweest van mijn voorouders langs vaderskant: Hieronijmus (1740-1783) en Petrus (1772-1838) Geens.
Binkom droeg zoals andere dorpen de lasten van de aanslepende oorlog. Het zedelijke en godsdienstige leven leed evenwel niet onder de toestand, aldus het verslag.
In 1918 zagen de bewoners het Duitse leger op de terugtocht. Drie Binkomse soldaten waren ondertussen gesneuveld.

51 - Binkom, verslag WO I (22)
De laatste bladzijde van het Binkomse parochieverslag.

Omdat Van Nerum pas in januari 1916 pastoor in Binkom werd, verwees hij later het aartsbisdom, na een vraag om bijkomende info, naar Jan Ulens, ‘een betrouwbaren man – de hoofdonderwijzer van Binckom, die mijn verslag gedeeltelijk opmiek’.
Enkele dagen later, op 13 december 1922, schreef Ulens:

“Zeer Eerw. Heer,
Ik haast met U te antwoorden. De vernietiging van den windmolen had plaats op 21 September [1914] en niet op 11n September. Als bewijs hiervan geef ik aan, dat we te Binckom op 10n, 11n, en 12n September Belgische troepen hadden, die eenen uitval deden op de statie van Thienen en de spoorlijn Leuven-Thienen. Ik denk dat men op één van die datums de Duitsche statie-oversten van Cumptich, Roosbeek heeft gevangen genomen, en daar eene brug heeft doen springen. Ik heb die Duitsers te Binckom vóór
’t gemeentehuis gezien.
Gij moogt alzoo zeker de zaak bevestigen.
Aanvaard, Zeer Eerw. Heer Deken, de verzekering mijner ware hoogachting.
Uw gansch bereidwillige,
Jan Lud[ovicus] Ulens, onderw[ijzer]”

27 - Brief Jan L. Ulens over WO I (2)
Brief van onderwijzer Jan Lodewijk Ulens (1922).